integriteit Flashcards

1
Q

Voorwaarden voor goede en integere wetenschapsbeoefening:

A

Eerlijkheid

  • Zorgvuldigheid
  • Transparantie
  • Onafhankelijkheid
  • Verantwoordelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Data fabricage

A

verzinnen van data (bewuste schending)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Plagiaat:

A

werk van anderen kopiëren (bewuste schending)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Data falsificatie is het bewust

A

Niet rapporteren van bepaalde bevindingen

  • Aanpassen van data
  • Foutief interpreteren van de data
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Opzettelijke falsificatie heeft te maken met

A

eerlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onopzettelijke fouten hebben te maken met

A

zorgvuldigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Confirmation bias:

A

resultaten die niet overeenkomen met verwachting worden (on)opzettelijk genegeerd door de onderzoeker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

P-hacking:

A

Zoeken naar significante verbanden in de data zonder vooraf hypotheses op te stellen. Bij veel variabelen vinden onderzoekers meestal wel iets significants (transparantie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

HARKing

A

(Hypothesizing After Results are Known): Achteraf formuleren van hypotheses en doen alsof deze vooraf waren opgesteld (eerlijkheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Retractie:

A

vorm van zelfcorrectie achteraf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Post Publicatie Peer Review (PPPR):

A

online discussieplatform over publicaties (verantwoordelijkheid en transparantie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Pre-registratie:

A

vooraf verplicht indienen onderzoeksprotocol. Publicatie onafhankelijk van uitkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Replicatie

A

als vast onderdeel van de onderzoekscyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Reactiviteit in kwalitatief onderzoek

Gedrag wordt beïnvloed door:

A

Aanwezigheid van een onderzoeker

  • Het feit dat participanten weten dat ze geobserveerd worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Reactiviteit bij kwantitatieve metingen (surveys)

A

Sociale wenselijkheid:

  • Respondenten geven antwoorden op survey-vragen waarmee ze zich beter voordoen dan ze zijn
  • Respondenten antwoorden op manier waarvan ze denken dat dat goed is

Bedreiging van begripsvaliditeit!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ecologische validiteit:

A

De vergelijkbaarheid van de experimentele setting met de ‘real world’. (Vaak gezien als aspect van externe validiteit)§

17
Q

Berekening power alleen mogelijk bij

A

aselecte steekproef

18
Q

Voorwaarden bij t-toets:

A

De steekproef is een aselecte steekproef

  • Afhankelijke variabele is van interval/ ratio meetniveau
  • De twee groepen zijn onafhankelijk
  • Scores in beide groepen zijn normaal verdeeld
  • Scores in beide groepen hebben gelijke spreiding
19
Q

Als de steekproef niet aselect is

A

eeft invloed op externe validiteit

Power

20
Q

De twee groepen zijn niet onafhankelijk

A

Oplossing: Voer een t-toets uit voor afhankelijke groepen

21
Q

Scores in beide groepen zijn niet normaal verdeeld

Oplossing:

A

Bij kleine afwijkingen – gewoon t-toets gebruiken

  • Bij grote steekproeven – gewoon t-toets gebruiken
  • Bij kleine steekproeven én grote afwijkingen: gebruik een alternatief
22
Q

Hebben scores in beide groepen gelijke spreiding?

Oplossing:

A

Spreiding controleren (kan met toets en kan met grafiek)

23
Q

Voorwaarden bij correlatie-toets:

A

De steekproef is een aselecte steekproef

  • Beide variabelen zijn van interval/ ratio meetniveau
  • De relatie is een lineaire relatie
24
Q

Pearson correlatie

A

De Pearson correlatiecoëfficiënt meet de sterkte en de richting tussen twee interval/ratio variabelen

25
Wat als het verband niet lineair is?
Spearman correlatie! Speciale correlatie voor ordinaal meetniveau
26
Spearman correlatie
De Spearman correlatiecoëfficiënt meet de sterkte en de richting tussen twee ordinale variabelen De twee variabelen kunnen: - oorspronkelijk al ordinaal gemeten zijn; of - ordinaal gemaakt zijn d.m.v. rangscores om een non-lineaire relatie recht te trekken De correlatiecoëfficiënt wordt berekend met dezelfde formule als Pearson correlatie, maar nu met rangscores
27
Nadeel gericht toetsen:
Als het verband/verschil in tegengestelde richting blijkt te zijn, kan je H0 toch niet verwerpen, al lijkt 𝑝 < 𝛼
28
Nadeel ongericht toetsen:
- Minder power! | - Niet theorie-gestuurd