Experimenteel 2 Flashcards
- Covariance:
er moet een relatie zijn tussen oorzaak en gevolg
- Temporal precedence
de oorzaak moet voorafgaan aan het gevolg
- Internal validity:
alternatieve verklaringen moeten worden uitgesloten
gerandomiseerd experiment,
- Door randomisatie de groepen hetzelfde worden verondersteld
- De onderzoeker een variabele manipuleert
- De onderzoeker het effect daarvan op een andere variabele meet
Onafhankelijke variabelen
gemanipuleerde variabele (type aantekeningen bv.)
Afhankelijke variabele
gemeten variabele/uitkomst variabele (leerprestaties bv.)
- Design confounds
was de gemanipuleerde variabele wel het enige verschil in de behandeling van de twee groepen?
- Selectie effect
de groepen zijn aan het begin van het experiment toch niet helemaal gelijk
Doel van willekeurige toewijzing is om ervoor te zorgen dat: -
De gemiddelde scores en spreiding in scores
- Op alle variabelen, zowel gemeten als ongemeten
- Bij aanvang vergelijkbaar zijn tussen de groepen
contaminatie:
- Deelnemers in experimentele groep vertellen deelnemers in controle groep over deelname
- Deelnemers houden zicht niet aan de behandeling
- Beïnvloeding door de onderzoeker
PICO
P: population (de groep mensen die de onderzoeker wil onderzoeken)
I: intervention (niveaus van de gemanipuleerd/onafhankelijke variabele)
C: comparison (groepen die vergeleken worden)
O: outcome (gemeten/afhankelijke variabele)
- Eenzijdige hypothese
hierin staat een specifieke richting van de relatie of het verschil. Deze wordt gebruikt wanneer de onderzoeker een specifieke, gerichte verwachting heeft. Je kunt deze herkennen aan een < of een > in de hypothese.
De tweezijdige alternatieve hypothese
Daarin staat géén specifieke richting van de relatie of het verschil. Deze wordt gebruikt wanneer de onderzoeker een algemene vraag heeft of er wel of niet een verschil of relatie is. Je kunt deze herkennen aan een ≠ in de hypothese.
Het geobserveerde verschil is het verschil tussen de gegevens in de steekproef en wat er verwacht wordt onder de nulhypothese (dit is meestal 0).
Significant resultaat: een resultaat waarbij de nulhypothese verworpen wordt.
Met de t-toets bepalen we
het relatieve verschil tussen de twee groepen
Verschil in gemiddelden tussen de groepen
𝑀1 − 𝑀2 De spreiding in scores in de groepen: SD1 en SD2 De grootte van de groepen: 𝑛1 en 𝑛2
Wanneer meerdere steekproeven getrokken worden uit een populatie waarin H0 waar is
- Zal het verschil in gemiddelden tussen de twee groep vaak dichtbij nul zijn
- Zal de waarde van t dus ook vaak dichtbij nul zijn
- Zullen de t-waarden die ver weg liggen van nul veel minder vaak voor komen
Een groter verschil in gemiddelden
t wordt groter
Meer spreiding
t wordt kleiner
Grotere steekproeven >
t wordt groter
Als de steekproef groter wordt (standaardfout)
wordt de standaardfout kleiner.