Integratie 2 Flashcards

1
Q

Delen van een osteopathische consultatie

A

1) Specifieke anamnes –> Socrates, verborgen inhoud en kernwoorden

2) systeem anamnese

3) Specifieke/klachten onderzoek –> provocatieve palpatie, specifieke provocatietesten en KNO

4) algemeen osteopathisch onderzoek

5) behandelstrategie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is het moeilijk te achterhalen welk orgaan het luidste roept in de achterhoorn?

A

Convergentie van de organen. Meerdere organen komen toe op eenzelfde segment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Principe MET-techniek

A

6-6-6

Neo-corticale overruling van het paleo niveau. Je gaat bewust dezelfde spieren aanspreken als diegene die het orgaan al aanspreekt paleo gewijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Goeie stand

A

= minimale mesodermale werking

Heup: ext-add-endo
SIPS-SIAS horizontaal
Tibia: exorotatie
talus: endo-adductie
calcaneus: exo-abductie

==> spanning op mediale voetboog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Problemen in standfase. Link heup en klachten

A

Exoletsel heup: weke delen letsel
Endoletsel: artrogene letsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Delen van observatie in stand

A

1) Statiek
2) SD: C0 –> coccyx
3) patroon
- flexie/extensie
- SB
- rotatie
4) general listening
5) actief BFO
- FTS (+ inhib)
- F/E/SB: kniks en vlakke zones

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bevindingen in flexiepatroon

A
  • Vaak door viscerale tractie thv hart-longen, trachea/oesophagus, KBO, nieren/ureters, subdiafragmale en abdominale (IT ptoses (L3))
  • Cervicale hyperextensie problematiek (compressie)
  • Sub-occipitale compressieproblematiek (hoofdpijnen)
  • Sacrum hyper-nutatie (vb na bevalling) –> zwakke bekkenbodem (+ tractie op dura)
  • SD locaties: CTO, TLO en LSO
  • instabiele bekkentendens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg uit: hoe voer je MET techniek uit voor een nutatieletsel (R/R, L/L)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de referentiepunten om radix mesentericum te vinden

A

IC-klep (klep v Bohin): navel-SIAS in 2 delen

2 vingers links en craniaal van navel = duodenojejunale junctie (DDJ).

Tussen deze 2 punten een lijn trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bevindingen in afvlakkingstypologie

A
  • Contra-nutatie letsel sacrum (R/L of L/R)
  • Ilium naar voor –> compressie pubissymphisis (= gefixeerde pubistendens)
  • Delordosering lumbaal: discusdruk
  • Delordosering cervicaal: discusdruk
  • Vaak bij mensen met een hypertone bekkenbodem, hypertoon diafragma, hypertone flexoren nek
    o Stressgebonden mensen
    o Vaak ook bij fietsers/coureurs
  • Vb: L/R gaat samen met FRSre :discusdruk links
  • Je zult ook spanning op de kokers vinden doordat middenrif gespannen zit –> minder op kokers zelf moeten werken, meer op middenrif
  • Oorzakelijk hier zeer goed kijken naar klein bekken!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit: MET voor een contra-nutatietletsel (R/L, L/R)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Punten bij observatie in zit

A

1) FTZ
2) SD: jerk sign
3) niveau en letselbepaling
4) ribben: letselbepaling
5) 1e rib testen (3 manieren)
6) algemene rotatietest
- Rotatie test rib 1-5 (hart) => L>R is normaal
- Rotatie test rib 6-10 (lever) => R>L is normaal
7) Actief CWK  doordraaien tot T4!
8) passieve schoudertest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Testen in passieve schoudertesten (zit) + conclusies

A

1) Lage exorotatie: heterolateraal sub-diafragmaal
2) Hoge exorotatie: homolateraal ribbenrooster onderaan
3) Hoge endorotatie: homolateraal ribbenrooster bovenaan
4) Extensie-adductie:
L: radix colon sigmoideum
R: recto-sigmoidale lus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stijgende compensaties van een rotatiepatroon

A
  • Deroteren T1-T5 (+ribben) –> invloed pectoralis
  • C2-C7: RS gedrag naar zijde van de motor
  • C1: derotatie
  • Schouder naar anterieur aan de zijde van de motor
  • Dalende keten binnenin BL, met een relatieve exorotatie van de schouder (vergeleken met de andere)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dalende compensaties van een rotatiepatroon

A
  • LWZ volgt de TWZ volgens de motor (SD)
  • Pelvische zone: derotatie onder L5: vandaar dat L5 een discusproblematiek kan geven! Door rotatie ene kant van boven L5 en eronder naar de andere zijde
  • Heupen: relatieve exorotatie en endorotatie
  • Knieën: torsie wanneer de knie niet in slot-extensie is –> ACL, meniscale klachten
  • Voeten: voornamelijk subtalair compensatie, mogelijk postero-externe distorties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Regio’s waar SB meest voorkomt

A
  • SSB
  • TMJ: unilaterale compressie
  • Occiput: SB en shift
  • C7
  • LWZ
  • Flaire letsels in het bekken
  • Beide heupen: adductie-abductie
  • Chopart lijn
17
Q

Stappen in de observatie in ruglig

A

1) PAM + pupiltesten: OS-overdrive?
2) SB fasciale test: koker
3) oscilatie CWZ + positietest C1
4) viscerale sneltesten (incl mediastinum)
5) ventrale reflexdermalgie (Jarricot)
6) parietale sneltest: heupen
7) subclavius: hypertonie zegt iets over PPP (homolaterale viscerale indicator)

18
Q

C2-C4 <=> OAA

A

C2-C4 = phrenicus betrokkenheid = PPP –> informatie over mobiliteit orgaan

OAA (C0-C1): N vagus –> informatie over functie orgaan

Je gaat sneller mobiliteitsklachten zien alvorens functieklachten. Dus eerst mid-cervicaal en later hoog

19
Q

Behandelstrategie osteopathisch

A

1) Auto-correctief systeem: craniale technieken + adviezen
2) haemodynamica: rule of the artery; Denk aan de verschillende arteriele en veneuze pathways + hart/middenrif
3) viscerale oorzaken aanpakken + decompensaties op het patroon
4) patroon elementen afbouwen (Jones/MET)
5) opvolging en advies