Inspanningsfysiologie Flashcards
Wat valt onder inspanningsfysiologie?
Processen en weefsel die een rol spelen bij het leveren van arbeid.
Wat voor structuren heeft een cel nodig om zichzelf in leven te houden?
cel-/plasmamembraan, kern, celplasma, microstructuren als mitochondriën
Wat kunnen functies zijn van een cel?
- energiestofwisseling (mitochondriën)
- beweging (spiercel)
- prikkelgeleiding (zenuwcel)
Wat is weefsel?
gelijkvormige en gelijkfunctionerende cellen
Welke 4 hoofdgroepen weefsels zijn er?
- dekweefsel
- steunweefsel
- spierweefsel
- zenuwweefsel
Samengevoegde weefsel maken orgaanstelsels, welke zes zijn er?
- botstelsel
- zenuwstelsel
- bloedstelsel
- ademhalingsstelsel
- spijsverteringsstelsel
- spierstelsel
Waaruit is een spier opgebouwd?
spier -> spiervezels spiervezelbundel -> spiervezels spiervezels -> myofibrillen myofibrillen -> sacromeren sacromeren -> actine en myosine filamenten
Wat zijn myofibrillen?
Een aaneenschakeling van kleine deeltjes
Welke twee soorten spiervezels zijn er?
Dwarsgestreepte- (myofibril) en gladde draadjes
Wat zijn sacromeren?
Kleine deeltjes van een spier die over de functie van een spier beschikken (samentrekken)
Wat is het verschil tussen actine en mysosine filamenten?
Actine is dun en myosine is dik
Wat doen filamenten?
Deze schuiven bij een contractie van de spier in elkaar
Op welke manier spant een spier zich aan?
- Een spiervezel krijgt een seintje van een zenuwcel (die uit kleinere vezels is opgebouwd en met meerdere vezels is verbonden) om aan te spannen;
- De spiervezel gebruik de energie die vrijkomt uit de splitsing van ATP ;
3: De actine en myosine filamenten schuiven vervolgens in elkaar wat resulteert in een aangespannen spier.
Welke twee soorten spiervezels zijn er?
Type 1: slow twitch
Type 2 a en b: fast twitch
Wat zijn de kenmerken van een type 1 spiervezel?
- rode vezels
- hoge aerobe capaciteit (werkt vooral op zuurstof)
- bevat meer mitochondriën (maken ATP)
- kan beter tegen vermoeidheid