Inleiding (1) Flashcards

1
Q

Welk hormoon geeft toestemming voor beslissingen op korte termijn?

A

Insuline geeft toestemming voor beslissingen op korte termijn: er is kortdurende energie beschikbaar (Glucose) en er mag dus NU energie verbruikt worden in vorm van gedrag en handelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk hormoon geeft toestemming voor beslissingen op korte termijn?

A

Insuline geeft toestemming voor beslissingen op korte termijn: er is kortdurende energie beschikbaar (Glucose) en er mag dus NU energie verbruikt worden in vorm van gedrag en handelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Insuline geeft aan:

A

Hoeveel Glucose er aanwezig is in het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het allerbelangrijkste homeostatische evenwicht?

A

Lichaamstemperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leptine geeft aan:

A

Wat de vetvoorraad is in het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom neemt een CEO vlak voor de lunch een conservatiever besluit dan na de lunch?

A

Als je lang niet gegeten hebt gaat je lichaamstemperatuur naar beneden, de hersenen registreren dit als ‘energietekort’, en tijdens energietekort mag je geen risico’s nemen van je brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel kCal kost 1 graad koorts?

A

250 kCal = 60 gram Glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de 4 symptomen voor Leptineresistentie?

A
  • Geen toestemming om koorts te produceren
  • Maaltijdfrequentie hoog
  • Voortplantingsproblematiek
  • Bewegingsafweer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar beschermt het lichaam je tegen als je alleen bent?

A

Bacterieel infect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk stofje is geassocieerd met zowel virussen als ‘sociaal zijn’?

A

IFN-y / Interferron Gamma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom is het handig onderzoek te doen bij Cavia’s in plaats van mensen?

A

Door gebruik te maken van Cavia’s haal je de ‘psychologie’ uit het onderzoek, en meet je geen Placebo of Nocebo, maar alleen de Drucebo (daadwerkelijke meetbare invloed van een interventie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke stof hebben vrijwel alle bacteriën nodig om te prolifereren?

A

Ijzer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer mag je over het algemeen een heftige koorts ontwikkelen, in de zomer of in de winter?

A

In de zomer: stevige koorts, met afweer van voedsel, afname van lichaamsgewicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de strategie van de wintercavia die probeert een immuunreactie succesvol af te ronden?

A

Zwakkere immuunreactie, een on-hold reaction. De wintercavia weert melk af waar ijzer in zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wie wordt ‘zieker’ (hogere koorts) - een persoon mét een groot sociaal netwerk of een persoon zonder partner en/of sociaal netwerk?

A

De persoon mét een groot sociaal netwerk mag zieker zijn want er komt waarschijnlijk iemand Sinaasappelsap brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk stofje is geassocieerd met bacteriële infecties?

A

TNF-a / TNF alfa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke immuuncomponent komt ‘bovenaan’ te staan als iemand eenzaam is?

A

TH2 met TNF-a.

(Goed beschermd tegen bacteriën. Maar meer gevoelig voor virussen. Uiteindelijk ook meer gevoelig voor auto-immuunziektjes, kanker, cadiovasculaire ziektes.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe verloopt de ontstekingsreactie bij mensen die alleen zijn?

A

De ontstekingsreactie is 4 keer zo sterk (meer lymfe-uiteinden, alerter op bacteriën) en remt 3 keer zo langzaam
(Cortisolwerking verloopt minder goed want HPA-as wordt minder gevoelig door isolatie.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke Neuronen zijn gevoelig voor IFN-y?

A

GABA-neuronen hebben IFN-y receptoren.

(Dus stofje dat vrijkomt bij sociaal gedrag activeert een ‘remmend’ systeem.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke Neuronen zijn ongevoelig voor IFN-y?

A

Excitatoire Neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat gebeurt er in het brein als een T-Cel geen IFN-y kan produceren?

A

Dan worden de remmende Neuronen niet geactiveerd en ontstaat ‘ruis’ in het hoofd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het oudste hersendeel? En welk ander systeem kan dit onderdrukken?

A

De Hersenstam. Kan de Ruggemerg onderdrukken want dat is ouder dan de Hersenstam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het op twee-na-oudste hersendeel? En welk ander systeem kan dit onderdrukken?

A

Dat zijn de Limbische structuren. Kan de Hersenstam onderdrukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het meest recente hersendeel? En welk ander systeem kan dit onderdrukken?

A

Pre-frontale cortex. Kan het Limbisch systeem onderdrukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welk hersendeel en welke ‘reactie’ hoort bij IL-6?

A

De Hersenstam. IL-6 zet het panieksysteem aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welk hersendeel hoort bij TNF-a?

A

Het Limbisch systeem. TNF-a hoort bij angst en ‘alleen zijn’ (bacterieel/emoties).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welk hersendeel hoort bij IFN-y?

A

De pre-frontale cortex. IFN-y is aan sociale Cytokine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke SCFA’s produceren kids met autisme minder en welke juist meer?

A

Butyraat en Acetaat minder, Prioprionzuur meer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is de belangrijkste stof uit paddenstoelen?

A

Beta-glucanen - Induceren de productie van Interferonen (alfa, beta, gamma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is de kans op bevruchting en geboorte bij vrijwillige en onvrijwillige seks bij HS? En bij andere primaten?

A

Vrijwillig:
2% kans op bevruchting
85% kans op geboorte
Onvrijwillig:
8% kans op bevruchting
5% kans op geboorte

Bij andere primaten is het in beide gevallen: 50% kans op bevruchting en 85% kans op geboorte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waardoor wordt de start van de menstruatie mede-bepaald?

A
  • Hoogte van Leptinegehalte
  • Hoogte van DHA in vetweefsel
  • Hoeveelheid lichaamscontact met biologische (vertraagde rijping) of niet-biologische (versnelde rijping) vader
32
Q

Is Testosteron pro-inflammatoir of immuunsuppressief?

A

Immuunsuppressief

33
Q

Voor welk deel van de hersenen is het vaderlijke DNA verantwoordelijk?

A

Het emotionele/limbische deel van de hersenen (spieren en emoties)

34
Q

Voor welk deel van de hersenen is het moederlijke DNA verantwoordelijk?

A

De prefrontale cortex (sociale vaardigheden en ratio)

35
Q

Waar staat WEIRD voor in de term ‘Weird People’?

A

Western Educated Industralized Rich Democratic

36
Q

Welk hormoon is dominant gedurende dag 1-11 van de menstruatiecyclus?

A

Estradiol

37
Q

Welk hormoon is dominant gedurende dag 12-28 van de menstruatiecyclus?

A

Progesteron

38
Q

Welke immuuncomponent is actief bij seksueel actieve vrouwen in de eerste en tweede fase van hun menstruatiecyclus?

A

Eerst is TH1 actief, anti-sperma, daarna switch naar Th2, pro-sperma.

39
Q

Welke immuuncomponent is actief bij seksueel inactieve vrouwen in de eerste en tweede fase van hun menstruatiecyclus?

A

TH1 is en blijft actief in beide fases - ‘anti-sperma’.

40
Q

Welke immuuncomponent is actief bij zwangere vrouwen?

A

TH2 - daarom geen allergieën en/of MS meer.

41
Q

Welke immuuncomponent domineert na de zwangerschap?

A

TH1 - want Progesteronniveau’s gaan ineens omlaag, en Prolactine sterk omhoog.

42
Q

Wat heeft het verlies van het kunnen aanmaken van Vitamine C te maken met het kunnen eten van schaaldieren?

A

Doordat we (door een virus) het vermogen om Vitamine C aan te maken kwijt zijn geraakt bleef Glucuronzuur ‘beschikbaar’ om het toxische stofje waardoor zoogdieren normaal gesproken geen schaaldieren kunnen eten af te breken.

43
Q

Wat is het verschil in reactie tussen mannen en vrouwen wanneer ze Cortisol produceren?

A

Bij vrouwen activeert Cortisol het rationele deel van de hersenen, bij mannen activeert Cortisol het emotionele deel van de hersenen. Hierdoor kunnen vrouwen onder stress rationeel blijven, en worden mannen eerder emotioneel onder stress.

44
Q

Welke twee elementen in de huid zijn belangrijk voor het waarnemen van veiligheid in het kader van hechting?

A
  • TRP-receptoren, die nemen warmte waar
  • Piezo-elektrische kanalen, die nemen druk waar
45
Q

Welke cel in de huid produceert Serotonine?

A

Merkel-cel

46
Q

Hoe reist Serotonine uit de huid naar de hersenen?

A

Serotonine die in de Merkel-cel geproduceerd wordt reist naar de Hersenstam (Dorsale Nuclei van Raphei), waar vervolgens ook Serotonine geproduceerd wordt. Deze Serotonine reist naar de Hypothalamus (PVN) waar Oxytocine geproduceerd wordt.

(Oxytocine signaleert vervolgens aan de Hypofyse dat er Prolactine geproduceerd kan worden.)

47
Q

Welke kern in de Hypothalamus is verantwoordelijk voor Dopamine-productie die geassocieerd is met wantrouwen?

A

Nucleus Arcuatus.

48
Q

Wat gebeurt er met Dopamine als de hechtingsdriehoek niet goed gevormd wordt?

A

Deze Dopamine uit de Nucleus Arcuatus zet direct de Sympaticus/HPA-as aan, je kunt paniekerig/wantrouwig worden/paranoide worden, en vervolgens kan dit leiden tot LGI/endotoxemie/IR/LR/vervetting.

49
Q

Wat is de invloed van Oestrogenen en Xeno-oestrogenen op Oxytocine?

A

Oestrogenen activeren Oxytocine via alfa-receptoren. Xeno-oestrogenen remmen Oxytocine via beta-receptoren.

50
Q

Hoe kun je het best een niet goed verlopen hechting herstellen?

A

Via Intermittend Drinking (aanmaak Oxytocine) en Infrarood-sauna (herstel/activatie van TRP-receptoren en aanmaak Serotonine).

51
Q

Waar is de BHB het minst sterk en dus het sterkst gevoelig voor ontsteking?

A

Hypothalamus - die moet constant de energetische toestand in het lichaam waar kunnen nemen.

52
Q

Wat zijn 4 symptomen van Insulineresistentie?

A
  • Na het eten behoefte aan suikers / post-prandeale sugar craving
  • Na het eten vermoeidheid / post-prandiale vermoeidheid
  • Maaltijdgrootte: onverzadigbaarheid
  • Alles wat te maken heeft met neuro-glycopenie - tekort aan glucose onder lichamelijke belasting (“Ik heb een hypo” - moeten een banaan eten tijdens bewegen, dat noem je neuro-glycopenie)
53
Q

Welke stofjes zijn verantwoordelijk voor contractie in de darm vóór de Bolus?

A

Acetylcholine en Substance P

54
Q

Welke stofjes zijn verantwoordelijk voor ontspanning van de darm achter de Bolus?

A

ATP en Stikstofmonoxide (NO)

55
Q

Welk stofje komt vrij door de mechanische en chemische prikkeling van de darmwand door de Bolus?

A

Serotonine

56
Q

Voor de afbraak van welke stofjes is DPP-IV gemaakt, en welk stofje kan het ‘toevallig’ ook afbreken?

A

GLP, GIP (insuline-stimulerend / verhoging insulinegevoeligheid) & Substance P. Het kan toevallig ook in staat een deel van de Gliadines uit Gluten af te breken, maar daar is het nooit voor bedoeld geweest.

57
Q

In welke percentages wordt Serotonine aangemaakt in darm, huid, hersenen?

A

85% in de darm, 12% in de huid, 3% in de hersenen, rest in het verdere lichaam.

58
Q

Welke interventie doe je bij de toxische gedachte ‘waarom ik’ of ‘niemand weet wat ik heb’?

A

Deep Learning, deze persoon wil grip op wat hij/zij heeft.

59
Q

Welke interventie doe je bij de toxische emotie ‘angst’?

A

Evolutionair reframen: uitleggen dat angst een universele emotie is die dus een nut heeft gehad, om ons te helpen overleven, en niet per se nadelig is.

60
Q

Hoe wordt ‘een juist besluit’ opgeslagen in de hersenen?

A

Bij nemen van juiste besluit wordt Dopamine (waarmee we het besluit nemen) omgezet in Morfine (waarmee het opgeslagen wordt in PFC) - want Morfine wordt gemaakt uit Dopamine.

61
Q

Waarom heeft sociaal onrecht de grootste (negatieve) impact op gezondheid?

A

Omdat dit een directe ontsteking van de PFC veroorzaakt.

62
Q

Welk ‘stofje’ hoort bij de Hersenstam?

A

IL-6

63
Q

Wat activeert de Hersenstam en welke reactie hoort daarbij?

A

Hormetische prikkels - (CO2 en Lactaat) - Paniekreactie - Freeze

64
Q

Welk ‘stofje’ hoort bij het Limbisch Systeem?

A

TNF-a

65
Q

Wat activeert het Limbisch Systeem en welke reactie hoort daarbij?

A

Een ‘Gevaar’/Threat - Angst - Vechten en/of Vluchten

66
Q

Welk ‘stofje’ hoort bij de Prefrontale Cortex?

A

IFN-y

67
Q

Wat activeert de Prefrontale Cortex en welke reactie hoort daarbij?

A

Een ‘Threat’?/Onbekend gevaar - Anxiety.

68
Q

Hoe kan Estradiol TH1 activeren in seksueel actieve/inactieve vrouwen en TH2 in zwangere vrouwen?

A

Door de context (zwangerschap) verandert de receptor-expressie van Alfa-receptor naar Beta-receptor.

69
Q

Text-Context: Wie kiest de ziekte en wie het conflict?

A

Text kiest de ziekte, Context kiest het conflict.

70
Q

Welke Vitamine kunnen we niet meer produceren en welke stof blijft daardoor ‘meer beschikbaar’?

A

We kunnen geen Vitamine C meer produceren. Hierdoor blijft meer Gluceronzuur beschikbaar.

(Hierdoor kunnen we schaal- en schelpdieren eten.)

71
Q

Via welke 2 onderdelen van de huid neemt een baby ‘veiligheid en hecthing’ waar?

A

TRP-kanalen (warmte) en Piezo-elektrische kanalen (druk).

72
Q

Welke huidcel produceert Serotonine?

A

Merkelcel

73
Q

Welke drie hormonen behoren tot de ‘Triangle of Bonding’?

A

Serotonine (Merkelcel), Oxytocine (Nuclei van Raphei), Prolactine (Hypofyse).

74
Q

Welke 4 groepen Neuronen zijn aanwezig in de Nucleus Arcuatus?

A

Dopamine (Paranoia, Libido)
INAH (SHRHPR)
Orexigeen (hongergevoel/lust)
Anorexigeen (verzadigingsgevoel)

Samen vormen deze neuronen een energiehuishoudingssysteem.

75
Q

In welke volgorde (organen) ontstaat Insulineresistentie?

A

Lever
Hart
Spieren (3 weken)
Vetweefsel (20 weken)

76
Q

Waar is DPP-IV evolutionair voor gemaakt?

A

Voor afbraak van GLP, GIP, Substance P

(Als DPP-IV ‘ergens anders’ mee bezig is, zoals afbraak gluten en caseine, blijft er oa teveel Substance P over in darm - kan naar bloedbaan gaan - pijnbevorderend en inflammatoir.)

77
Q

Wat is een bloedgroep?

A

Een Lectine (hoort bij de glycocalix)