Inhouden boek Flashcards

1
Q

Wat is een aggregatietoestand?

A

een toestand waarin een stof kan voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke drie aggregatietoestanden bestaan er?

A
  • vast
  • vloeibaar
  • gas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is er zo speciaal aan water?

A

Het is de enige stof op aarde die voor de drie fasen een eigen naam heeft: water, ijs en waterdamp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de kenmerken van ijs?

A
  • ijs behoudt zijn eigen vorm
  • fles met ijs is niet samen te drukken of samen te persen
  • ijs heeft een groter volume dan water
  • als je een fles ijs een tijdje in de warmte laat staan, krijg je opnieuw water
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef enkele eigenschappen van een vloeistof?

A
  • ze is uit te schenken
  • ze heeft geen eigen vorm
  • ze heeft altijd een horizontaal oppervlak
  • ze is niet samen te drukken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef enkele eigenschappen van gas?

A
  • je kunt het meestal niet zien
  • het heeft geen eigen vorm
  • het is samen te drukken
  • verspreidt zich in de ruimte waarin het zich bevindt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de kenmerken van de vaste fase?

A
  • het heeft een eigen vorm

- het is niet samendrukbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe komt het dat een stof in elke aggregatietoestand andere eigenschappen heeft, hoewel het over dezelfde stof gaat?

A

Wetenschappers verklaren deze verschillen in eigenschappen aan de hand van deeltjes.
Elke stof bestaat namelijk uit deeltjes (moleculen). Het gedrag van deze deeltjes verklaart de eigenschappen van de stof in een bepaalde aggregatietoestand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een molecule.

A

Het kleinste deeltje van een stof dat nog alle eigenschappen van die stof heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een faseovergang?

A

Het overgaan van de ene aggregatietoestand naar de andere aggregatietoestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar wordt de term vriespunt voor gebruikt?

A

Wordt enkel gebruikt bij water, voor alle andere stoffen is het stolpunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Van gas naar vloeistof?

A

Condenseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Van vloeistof naar gas?

A

Verdampen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Van vloeistof naar vaste stof?

A

Stollen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Van vaste stof naar vloeistof?

A

Smelten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Van vaste stof naar gas?

A

Vervluchtigen of sublimeren

17
Q

Van gas naar vaste stof?

A

Rijpen of desublimeren

18
Q

Wat is magnetiet?

A

Steen met ijzerstukjes erin die door het magnetische veld van de aarde gemagnetiseerd zijn tot natuurlijke magneten

19
Q

Welke soorten voedselbederf zijn er?

A
  • mechanisch voedselbederf
  • biologisch voedselbederf
  • microbieel voedselbederf
20
Q

Geef een voorbeeld van mechanisch voedselbederf?

A

kwetsen van fruit

21
Q

Geef een voorbeeld van biologisch voedselbederf?

A

Een worm in het fruit

22
Q

Geef een voorbeeld van microbieel voedselbederf?

A

Schimmels

23
Q

Wat zijn bacteriën?

A

Micro-organismen in de voeding die vanuit een gezondheidsstandpunt zowel nuttig als schadelijk kunnen zijn

24
Q

Wat zijn prebiotica?

A

bv. voedingsvezels die op een natuurlijke wijze de bacteriewerking in de darmen stimuleren

25
Q

Wat zijn probiotica?

A

kunstmatig toegevoegde natuurlijke bacteriën, zoals in Yakult of Actimel

26
Q

Wat gebeurt er bij pekelen?

A

er wordt zout toegevoegd om de groei van micro-organismen te remmen