Inflammatoire aandoeningen Flashcards

1
Q

Genetische regio susceptibiliteit voor MS?

A

HLA-regio op chromosoom 6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Epidemiologie MS?

A
  • 50-60/100.000

- 20-40 jaar, 2x meer vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Types MS?

A
  • 85%: RRMS - exacerbaties over uren-dagen met nieuwe symptomen, herstel over weken-maanden. Hoe meer exacerbaties, hoe minder en minder volledige remissies tot uiteindelijk residuele permanente uitval.
  • SPMS: na verloop van tijd wordt RRMS een traag progressief proces, soms met nog exacerbaties gesuperponeerd op deze trage achteruitgang.
  • 15%: PPMS - al vanaf het begin progressief zonder remissies, typisch bij iets ouder ziektebegin (35-50 jaar), even frequent M als V. Op de voorgrond staat een langzaam progressief piramidaal syndroom door RM aantasting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Agressieve variant MS?

A

Marburg variant, binnen 1-2 jaar dodelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Frequente symptomen MS?

A
  1. Neuritis optica
  2. Oogbewegingsstoornissen
  3. Vertigo en nystagmus
  4. Ataxie
  5. Sensibele stoornissen
  6. Sfincterstoornissen
  7. Seksuele stoornissen
  8. Cognitieve symptomen
  9. Aspecifieke symptomen (vermoeidheid, energieverlies, depressieviteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

MS: D/?

A
  • Obv anamnese, kliniek twee duidelijke episodes van klachten (RRMS) of 6 maanden traag progressieve achteruitgang (PPMS)
  • Twee duidelijk van elkaar gescheiden wittestofletsels op MR (contrastcaptatie = actief letsel).
  • LP: lichte lymfocytaire pleocytose (6-75) mogelijk, normaal tot verhoogd eiwit, gestegen IgG-index en aanwezigheid van oligoclonale banden.
  • EP: VEP, BAEP, SSEP tonen vertragingsgeleiding passend bij demyelinisatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Oligoclonale banden zie je bij …

A

Chronische inflammatoire aandoeningen van het CZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 pijlers behandeling MS?

A
  1. Acute aanval
  2. Ziektemodificerende therapie
  3. Symptomatisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Behandeling acute MS opstoot?

A
  1. Sluit pseudo-exacerbatie door infectie/koorts uit.

2. IV methylprednisolon 1 g/dag ged 3-5 dagen; bespoedigt enkel herstel, niveau van herstel niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ziektemodificerende therapieën bij MS? (7)

A
  1. B-interferonen
  2. Glatirameeracetaat (Copaxone)
  3. Teriflunomide (Aubagio)
  4. Dimethylfumaraat (Tecfidera)
  5. Natalizumab (Tysabri)
  6. Fingolimod (Gilenya)
  7. Alemtuzumab (Lemtrada)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

MS: B-interferonen met toedieningsschema en manier.

A
  • IFN-B1a:
    . Avonex = wekelijks IM
    . Rebif = 3x/week SC
  • IFN-B1b = Betaferon, SC om de andere dag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

B-interferonen: bijwerking?

A

Grieperige symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Copaxone: naam, toediening, manier, werkingsmechanisme?

A

Glatirameeracetaat, dagelijks SC, synthetisch polypeptide met immuunmodulerend effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aubagio: naam, toediening, NW?

A

Teriflunomide, PO dagelijks, teratogeen (kan tot 2 jaar duren owv trage eliminatie, evt sneller met actieve kool)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tecfidera: naam, manier, NW?

A

Dimethylfumaraat, PO, flushing en GI (nausea, braken, diarree) maar vnl in de eerste 3 maanden, ketonurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tysabri: naam, toediening, werking, NW?

A

Natalizumab, IV maandelijks, gericht tegen alfa4-integrine waardoor lymfocyten verhinderd worden door de BBB te gaan. Zeldzaam treedt PML op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Gilenya: naam, toediening, NW?

A

Fingolimod, PO dagelijks, NW: bradycardie en AV block, vnl in eerste 6u na eerste toediening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Lemtrada: naam, toediening, werking, NW?

A
  • Alemtuzumab, IV, monoclonale As tegen immuuncellen.

- NW zijn auto-immuun: schildklier (30%), ITP (1%) en glomerulonefritis (0,3%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke therapieën voor PPMS?

A

Geen ziektemodificerende behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Effectiviteit MS-therapieën 30%? (3)

A
  • B-interferonen
  • Glatirameeracetaat (copaxone)
  • Teriflunomide (aubagio)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Effectiviteit MS therapie 50%? (1)

A

Dimethylfumaraat (Tecfidera)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Effectiviteit MS therapieën 66%? (2)

A
  • Fingolimod (Gilenya)

- Natalizumab (Tysabri)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Effectiviteit MS therapie 80-90%? (1)

A

Alemtuzumab (Lemtrada)

24
Q

PO MS therapie? (3)

A
  • Teriflunomide (Aubagio)
  • Dimethylfumaraat (Tecfidera)
  • Fingolimod (Gilenya)
25
Q

SC MS therapie? (3)

A
  • B-interferonen: Rebif en Betaferon

- Glatirameeracetaat (Copaxone)

26
Q

IV MS therapie? (2)

A
  • Natalizumab (Tysabri)

- Alemtuzumab (Lemtrada)

27
Q

IM MS therapie? (1)

A

B-interferon: Avonex

28
Q

Neuritis optica bij MS: % als eerste symptoom? Uni- of bilateraal? Prognose?

A

25%, meestal unilateraal. Meestal gunstig herstel.

29
Q

Neuritis optica bij MS: symptomen?

A

Subacuut ontstaan van wazig zicht, retro-orbitale pijn bij oogbewegingen en verminderd kleurenzicht

30
Q

Neuritis optica bij MS: kliniek?

A

RAPD (Marcus Gunn pupil), soms papillitis bij fundoscopie tenzij retro-orbitale neuritis optica.

31
Q

Neuritis optica: hoeveel % ontwikkelt MS?

A

50%

32
Q

Pyramidale stoornissen bij MS: meest frequent?

A

Piramidale paraparese door aantasting thoracolumbaal RM

33
Q

Ataxie bij MS; aangetast?

A

Cerebellum of HS

34
Q

Diplopie bij MS: aantasting?

A

Verloop n. III, IV of VI; of INO.

35
Q

Wat is een INO? Oorzaak?

A

Internucleaire oftalmoplegie is een adductiebeperking van een oog tijdens blik opzij maar niet tijdens convergentie.
Oorzaak: letsel fasciculus longitudinalis medialis (FLM).
Vrij specifiek voor MS bij jonge personen! (ouder eerder ischemie)

36
Q

One-and-a-half syndroom bij MS: aantasting? kliniek?

A

Oorzaak: FLM en aangrenzende PPRF (parapontiene RF).
Kliniek: ipsilaterale INO + blikparalyse naar kant van letsel

37
Q

Vertigo of nystagmus bij MS, aantasting?

A

HS

38
Q

Sensibele stoornissen: kliniek? Pijn? Specifieke soort pijn die aan MS moet doen denken?

A
Zeer variabel qua distributie en karakter (paresthesie, voosheid, watten lopen, branderigheid, koude, ...).
Spinothalamische aantasting (pijn, temp) is minder frequent.
Pijn is frequent. Trigemineusneuralgie bij jonge persoon (<50j), zeker zo bilateraal.
39
Q

Symptoom van Lhermitte?

A

Elektrische shock uitstralend van de nek tot de rug en benen (soms ook armen) bij vooroverbuigen nek.
Wijst op demyelinisatie cervicale RM.

40
Q

Sfincterstoornissen bij MS: betrokken gebied? Kliniek?

A

Zowel corticaal, HS en RM dus grote kans op mictiestoornissen; echter meest frequent is spinale lokalisatie.
Klinisch zowel urinaire retentie, urgency als incontinetie.

41
Q

Seksuele stoornissen bij MS?

A

M: impotentie, minder libido, minder genitale sens, verminderde ejaculatie
V: verminderde genitale sens, verminderd orgasme, verminderd libido

42
Q

Cognitieve symptomen MS?

A

geheugenstoornissen, aandachtsstoornissen, executieve dysfunctie, zz dementie.
Eerder licht!

43
Q

Symptomatische therapie MS?

A
  • Kinesitherapie en logo.
  • Preventie decubitus
  • Spasticiteit: baclofen
  • Chronische pijn: Neurontin, Redomex, Lyrica, Tegretol
  • Urologisch bij blaasproblemen
  • Behandeling depressie
44
Q

Chronische pijnmedicatie: naam? (4)

A
  • Amitryptiline = Redomex
  • Carbamazepine = Tegretol
  • Neurontin = gabapentine
  • Lyrica = pregabaline
45
Q

Andere inflammatoire aandoening CZS? (8)

A
  1. Sarcoïdose
  2. SLE
  3. Ziekte van Behçet
  4. Syndroom van Sjögren
  5. Ziekte van Wegener
  6. Polyarteriits nodosa
  7. Reuscelarteritis (o.a. arteritis temporalis)
  8. Primaire vasculitis CZS
46
Q

Sarcoïdose: neurologische symptomen? %? (3)

A

5% doet neurologische symptomen:

  • Chronische lymfocytaire meningitis, basale meningitis met craniale zenuwuitval (n. VII vooral)
  • Hypothalamus met endocrino dysfunctie (vnl diabetes insipidus)
  • Perifere neuropathie, myopathie en myelopathie.
47
Q

SLE: neuro symptomen? (4)

A
  • Chronische lymfocytaire meningitis
  • Encefalopathie met psych: psychose, E, zelden chorea
  • Vasculitis cerebrale vaten met CVA
  • Myelitis
48
Q

Ziekte van Behçet: symptomen neuro? (4)

A
  • Chronische lymfocytaire meningitis
  • Cerebrale veneuze trombose
  • Mononeuritis multiplex
  • Myelitis
49
Q

Syndroom van Sjögren: neuro S/? (4)

A
  • Chronische lymfocytaire meningitis
  • Sensorische polyneuropathie
  • Myelitis
  • Trigeminusneuropathie
50
Q

Ziekte van Wegener? (2)

A
  • Chronische lymfocytaire meningitis

- Multipele craniale zenuwuitval

51
Q

PAN: neuro S/? (2)

A
  • Vasculitis cerebrale vaten met CVA

- Mononeuritis multiplex

52
Q

Reuscelarteritis: S/?

A

Vasculitis cerebrale vaten met CVA

53
Q

Primaire vasculitis CZS: wat?

A

Geïsoleerde vasculitis cerebrale vaten!

54
Q

Inflammatoire aandoeningen: mononeuritis multiplex? (2)

A
  • Behçet

- PAN

55
Q

Inflammatoire aandoeningen: chronische lymfocytaire meningitis? (5)

A
  • Sarcoïdose
  • SLE
  • Wegener
  • Sjögren
  • Behçet
56
Q

Inflammatoire aandoeningen: myelitis/myelopathie? (4)

A
  • Sarcoïdose (myelopathie)
  • SLE
  • Behçet
  • Sjögren
57
Q

Inflammatoire aandoeningen: vasculitis met CVA? (4)

A
  • SLE
  • PAN
  • Reuscelarteritis
  • Primaire vasculitis van CZS

! Behçet is cerebraal veneuze trombose, geen vasculitis.