INFECTIES, INFESTATIES & INTOXICATIES H22 Flashcards

1
Q
  1. Wat wordt bedoeld met de incubatiefase?
A

De periode waarin een ziektekiem sluimert.

Periode tussen het binnendringen van de ziektekiem en het uitbreken van de ziekteverschijnselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Noem twee kenmerken van de mazelen (Morbilli) behalve de huiduitslag.
A

a. Bronchitis
b. Loopneus
c. Vlekjes van Koplik (specifiek voor mazelen, kleine vlekjes in de mond, wit met rode rand aan de binnenkant van de wangen ter hoogte van de eerste kiezen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Welke gewone kinderziekte heeft het grootste percentage ernstige complicaties?
A

Mazelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Noem twee gevaarlijke ontstekingen die mazelen kunnen compliceren.
A

a. Pneumonie (longontsteking)

b. Hersenontsteking (encefalitis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Noem een kenmerkend symptoom van rode hond (rubella)
A

Opgezette lymfeklieren achter de oren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Noem 2 complicaties van rode hond
A

a. Bij kinderen: encefalitis

b. Bij zwangere vrouwen: ernstige schade aan foetus (doofheid, grijze staar, glaucoom, hartafwijking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Welk symptoom is specifiek voor varicella (waterpokken)
A

Met vocht gevulde blaasjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Noem 3 kenmerken van de blaasjes bij varicella
A

a. Rode vlekjes op de huid
b. Blaasjes met vocht gevuld, rood en jeukend
c. Daarna indrogen, korstjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Noem 2 risico’s van varicella
A

a. Ontsteken van een opengekrabd blaasje

b. Gordelroos (na jaren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Noem 1 kenmerkend symptoom van de bof (parotis epidemica)
A

Opgezette parotis (oorspeekselklier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Wat zijn de complicaties van de bof
A
  • Orchitis (testikelontsteking)
  • Ovaritis
  • Pancreatitis
  • Menigeale prikkeling
  • Infertiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Wat is kenmerkend aan de verschijnselen van kinkhoest (pertussis)
A

Aanvallen van gierend hoesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Wat zijn de risico’s en complicaties van pertussis
A
  • Dood door verstikking bij baby’s
  • Blijvende hersenbeschadiging door herseninfectie
  • Longontsteking met blijvende longbeschadiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Noem 3 kenmerken van Scarlatina (roodvonk) behalve huiduitslag
A

a. Begint met ontstoken keelamandelen
b. Aarbeientong
c. Vervellen van handpalmen en voetzolen tijdens genezingsfase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Noem 4 risico’s bij scarlatina
A

a. Angina necrotica (amandelen gangreneus)
b. Acuut reuma (beschadiging hartkleppen)
c. Hartafwijking
d. Glomerulonephritis
e. Etterige ontsteking van lymfeklieren in de hals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Wat is de reden dat de huisarts bij tonsillitis en scarlatina (roodvonk) antibiotica geeft?
A

Om hartafwijkingen aan de hartkleppen en angina necrotica te voorkomen

17
Q
  1. Noem twee kenmerken van mononucleosis infectiosa (klierkoorts, Pfeiffer, Kissing Disease)
A

a. Gezwollen lymfeklieren

b. Langdurige vermoeidheid

18
Q
  1. Welke 3 problemen kunnen er spelen bij Pfeiffer?
A

a. Geelzucht
b. Rode huiduitslag
c. Miskennen van ziekte van Hodgkin

19
Q
  1. Wat is de reden om bij een vieze wond of bij een beet een tetanusprik te halen?
A

Omdat dan de bacterie de zenuwen aantast met toxine en op zo’n manier zorgt voor een spastische verlamming. Doodsoorzaak is vaak verstikking. Het verloop is langzaam

20
Q
  1. Wat kan men doen om toxoplasmose besmetting te voorkomen?
A

Te voorkomen door geen rauw vlees te eten en contact met ontlasting van katten vermijden

21
Q
  1. Wat is het symptoom van chronische koolmonoxidevergiftiging?
A

Chronische vermoeidheid

22
Q
  1. Noem 3 gebruiksvoorwerpen die nagekeken moeten worden bij mensen met chronische koolmonoxidevergiftiging.
A

a. Kachel
b. Geiser
c. Auto

23
Q
  1. Wat zijn de verschijnselen van kinkhoest en wat zijn de meest voorkomende complicaties
A
  • Aanvallen van gierende hoest.
    Complicaties:
  • Dood door verstikking bij baby’s
  • Blijvende hersenbeschadiging door herseninfectie
  • Longontsteking met blijvende longschade
24
Q
  1. Welke kinderziekte begint met klachten van de bovenste luchtwegen
A

Morbilli (mazelen)

25
Q
  1. Door welk insect wordt de ziekte van Lyme overgebracht?
A

Alle stekende/besmette insecten

26
Q
  1. Welke stadia kent de ziekte van Lyme?
A
  • lokale huidinfectie
  • vroege gedissemineerde infectie (=bacterie komt in bloedbaan en kan daarom in hele lichaam voorkomen)
    Chronische lymeziekte
27
Q
  1. Hoe wordt de ziekte van Lyme vastgesteld en wat is daarbij het probleem
A

Via een bloedtest. Probleem is dat het niet 100% kan worden vastgesteld

28
Q
  1. Hoe ontstaat malaria bij mensen?
A

De parasiet die malaria veroorzaakt wordt overgebracht door insectenbeten (mug)

29
Q
  1. Wat zijn de nadelen van de medicatie die gebruikt wordt om malaria te bestrijden?
A

Er treedt steeds vaker resistentie op tegen de profylaxe en tegen de geneesmiddelen. Parasiet is dus niet meer te doden en er ontstaat een chronische malaria

30
Q
  1. Is vaccineren in Nederland verplicht?
A

Nee?

31
Q
  1. Tegen welke ziektes worden zuigelingen tot een leeftijd van 15 maanden gevaccineerd?
A

DKTP (4X), Hib (4X), HepB-I,-II en -III, Pneu-I,-II en -III, MenC en BMR-I dus difterie, kinkhoest, tetanus en polio, bof mazelen rode hond, haemophilus influenza type B, pneumokokken, hepatitisB, meningokokken C

32
Q
  1. Welke vaccins zijn verplicht als men naar Afrika gaat?
A

Gele koorts