Ik en de soldaat Flashcards
(Soldaat komt fluitend voorbij)
Ga je mee, lekker ding?
(Keert zich om, loopt dan weer door)
Ga je niet mee?
Ah, ben ik dat lekkere ding?
Ja, hè, hè, wie anders? Kom nou maar. Ik woon hier vlakbij.
Ik heb geen tijd, ik moet naar de kazerne.
Die kazerne blijft wel staan, bij mij is het beter.
Dat geloof ik graag.
Ssst! Het stikt hier van de politie.
De politie. Nou en. Ik heb ook een wapen bij me, hoor.
Hou toch op, ga mee.
Laat me met rust, ik heb toch sowieso geen geld.
Ik hoef geen geld.
Je hoeft geen geld? Wat ben je dan eigenlijk?
Alleen de burger betaald. Iemand als jij mag voor niets.
Jij bent zeker dezelfde als waar Huber het over had.
Ik ken geen Huber.
Toch ben je het wel. Weet je niet meer, dat café op de Korenmarkt, daar heb je ‘m opgepikt.
In dat café heb ik er zoveel opgepikt… oh! Oh!
Okee, dan gaan we. Kom we gaan.
Hé, wat een haast opeens.
Waar zouden we dan nog op wachten? En om tien uur moet ik me melden.
Hoe lang zit je dan al in het leger?
Wat maakt jou dat nou uit? Woon je ver weg?
Tien minuten lopen.
Dat is me te ver. Geef me eens een kusje.
Dat doe ik toch het liefste, als ik iemand leuk vind
Nou ik niet. Nee, ik ga niet met je mee, het is me te ver.
Weet je wat, kom morgenmiddag.