Ik en de soldaat Flashcards

1
Q

(Soldaat komt fluitend voorbij)

A

Ga je mee, lekker ding?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

(Keert zich om, loopt dan weer door)

A

Ga je niet mee?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ah, ben ik dat lekkere ding?

A

Ja, hè, hè, wie anders? Kom nou maar. Ik woon hier vlakbij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik heb geen tijd, ik moet naar de kazerne.

A

Die kazerne blijft wel staan, bij mij is het beter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dat geloof ik graag.

A

Ssst! Het stikt hier van de politie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De politie. Nou en. Ik heb ook een wapen bij me, hoor.

A

Hou toch op, ga mee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Laat me met rust, ik heb toch sowieso geen geld.

A

Ik hoef geen geld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je hoeft geen geld? Wat ben je dan eigenlijk?

A

Alleen de burger betaald. Iemand als jij mag voor niets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Jij bent zeker dezelfde als waar Huber het over had.

A

Ik ken geen Huber.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Toch ben je het wel. Weet je niet meer, dat café op de Korenmarkt, daar heb je ‘m opgepikt.

A

In dat café heb ik er zoveel opgepikt… oh! Oh!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Okee, dan gaan we. Kom we gaan.

A

Hé, wat een haast opeens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar zouden we dan nog op wachten? En om tien uur moet ik me melden.

A

Hoe lang zit je dan al in het leger?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat maakt jou dat nou uit? Woon je ver weg?

A

Tien minuten lopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dat is me te ver. Geef me eens een kusje.

A

Dat doe ik toch het liefste, als ik iemand leuk vind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Nou ik niet. Nee, ik ga niet met je mee, het is me te ver.

A

Weet je wat, kom morgenmiddag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Is goed. Geef me je adres.

A

Maar je komt toch niet.

17
Q

Ik zeg het toch.

A

Nou, weet je wat - als ‘t je te ver is vanavond - daar… daar…

18
Q

Wat is daar?

A

Daar is het ook lekker rustig… komt nooit iemand.

19
Q

Is het niet te nat daar?

A

Het is nooit te nat daar. Aahh blijf nou bij me, morgen zijn we misschien wel allebei dood.

20
Q

Okee… maar wel een beetje snel dan.

A

Pas op, het is pikkedonker. Glij je uit dan lig je in de rijn.

21
Q

Dat zou sowieso misschien wel het beste zijn.

A

Ssst, wacht nou even, verderop staat een bankje.

22
Q

Jij weet hier behoorlijk goed de weg.

A

Iemand als jij zou ik wek als vriend willen.

23
Q

Ik zou je alleen maar jaloers maken.

A

Dat leer ik je wel af.

24
Q

Ha -

A

Zachtjes, zachtjes. Er loopt hier nog wel eens een verdwaald agentje rond. Het is toch niet te geloven, dat je hier midden in Arnhem bent.

25
Q

Daar naartoe, kom daar.

A

Doe niet zo stom, als we uitglijden liggen we beneden in het water.

26
Q

Ah, jij -

A

Hou je maar goed vast.

27
Q

Wees niet bang.
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

A

Het bankje was toch beter geweest.

28
Q

Hier of daar… kom ‘s overeind.

A

Waar ga je naartoe?

29
Q

Ik moet naar de kazerne. Ik ben al te laat

A

Zeg, hoe heet je eigenlijk?

30
Q

Wat interesseert jou dat nou, hoe ik heet.

A

Ik het Leocadia.

31
Q

Ha - wat is dat nou weer voor een naam!

A

Zeg hé!

32
Q

Wat moet jij nou nog?

A

Nou… vergeet de gids niet.

33
Q

Ha!… geloof je het zelf… de mazzel, Leocadia.

A

Luk, zeiksnor! Lekkende hartklep.