Hoorcollege 9 + 10 Flashcards
1
Q
Celtypen hart
A
- Cardiomyocyten (spier) 18±3%
- Endocard en endotheelcellen 24±5%
- Bindweefselcellen 58±6%
2
Q
Uit cardiogeen mesoderm ontstaat
A
- cardiomyocyten
- endocard cellen
3
Q
cardiac crescent gevormd door
A
Gelokaliseerde inductieve en remmende
signalen
-BMP stimuleerd bloed en hart
- Wnt stimuleert bloed, remt hart
> Wnt inhibitors remmen inhiberende wnt voor hart >
cresent
4
Q
Hartbuis vormt slechts
A
het uiteindelijke linker ventrikel en AVC
5
Q
Sneldelende progenitors voegen … toe aan …
A
myocardium toe aan de polen van het hart
6
Q
Kamervorming in de primaire hartbuis
A
- Looping, inductie van ventrikel
- inductie van de atria
- De gevormde kamers expanderen
- expansie
- Ballooning model (zie ppt)
- De gevormde kamers expanderen
7
Q
hart vis
A
- conus
- ventrikel
- atrium
- sv (?)
- bloedstroom in serie
8
Q
Basiskenmerken alle hartspiercellen
A
Embryonaal
- automaticiteit: hoog
- geleidingssnelheid: laag
- contractiliteit: laag
- SR activiteit: laag
Atria & Ventrikels;
- automaticiteit: laag
- geleidingssnelheid: hoog
- conctractieliteit: hoog
- SR- activiteit: hoog
9
Q
Ontwikkeling van het geleidingssysteem
A
- locale differentiatie van het werkmyocard van de kamers uit de primaire hartbuis.
> sinus en av knoop - De proximale outflowtract wordt geïncorporeerd in het rechterventrikel, het distale deel verliest zijn myocardiale fenotype
10
Q
Embryonaal linker ventrikel vormt
A
septum
11
Q
embryonaal avc vormt
A
AV knoop en linker ventrikel wand
12
Q
embryonale outflowtract vormt
A
rechter ventrikel
