Hoorcollege 3 + 4 Flashcards

1
Q

Pluripotent

A

is in staat om alle cellen te vormen die een individu bezit, dus zonder het extra-embryonaal weefsel zoals placenta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Unipotent

A

is in staat één soort cel te vormen, buiten haar eigen type. Ze kan dus delen en differentiëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Oct4

A

Transcriptie factor identificeert toti/plutipotente cellen in het vroege embryo.

(identificeert de primordiale geslachtscellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit Oct4-negatieve cellen ontstaan …

A

kiembladen en alle weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Epigenetische veranderingen

A

Invloed van de omkeerbare erfelijke veranderingen in de genexpressie die optreden zonder wijzigingen in de sequentie van het DNA.

(methylering, ethylering, X chromosoom inactivatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Diffrentiatie

A

Proces waardoor cellen structureel en functioneel van elkaar verschillen

(moleculair: proces waardoor cellen en celgeneraties het vermogen verwerven tot een uniek progamma van genexpressie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Twee manieren van celdevisie

A
  1. Asymmetric division
    > Cellen worden verschillend geboren
  2. Symmetric division
    > Dochtercellen worden anders door
    omgevingsfactoren na geboorte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

herprogammering

A

(on)toegankelijk maken van sets van genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Maturatie

A

vermogen tot “volwassen” expressieniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Modulatie

A

Niveau van genexpressie

> fysiologische signalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Transcrtiptionele regulatie

A

interactie tussen transcriptiefactoren en regulatoire elementen stuurt differentiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Regulatoire DNA bepaalt …

A

ontwikkelingsprogramma

dus niet coderende genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Morfogenen

A
  • Receptor tyrosine kinase (RTK)
  • TGFß superfamily
  • Wnt
  • Hedgehog
  • Notch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Mechanismen om verschillen te creeren:

A
  1. Laterale inhibitie
    > cel inhibeert zijn buurcel door receptoren
  2. Inductie
    > Een groep cellen begint met dezelfde groei
    potentie, dan verandert een signaal dit gedrag
    > Het effect kan verschillend zijn per celtype
    ookal is het signaal hetzelfde
    = sequentiele inductie strategie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Patroonvorming

A

Het genereren van complexe organisaties van cel “fates” in ruimte en tijd (=informatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Morfogenese

A

Biologisch proces dat de ontwikkeling van vorm van een organisme veroorzaakt (reageren op de informatie)

17
Q

Positionele informatie

A

Informatie vanuit de omgeving die cellen vertelt waar ze zich bevinden. Heeft gevolgen voor hoe ze zich gaan gedragen

18
Q

Morfogen definitie

A

Een signaalmolecuul dat direct inwerkt op cellen. Afhankelijk van lokale concentraties van het morfogen zal het specifieke cellulaire responsen bewerkstelligen

19
Q

BMP

A
  • induceert epidermale ontwikkeling

> epidermaal ontstaat

20
Q

Chordin

A
  • remt BMP

> Neuraal weefsel ontstaat

21
Q

Patroonvorming in de neuraalbuis

A

Onderinvloed van gradient:

  • BMP en Wnt (dorsaal)
  • SonicHedgeHog (ventraal)

> netweerk van activerende en onderdrukkende transcriptiefactoren brengen patroon tot stand