Hoorcollege 7 + 8 Flashcards

1
Q

Ectoderm vormt

A
  • Niet neuraal ectoderm
  • Neurale plaat grens
  • Neurale plaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit neurale plaat ontstaat

A

Neurale buis

> centraal zenuwweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe neurale plaat onstaat

A

Ectoderm verdikt zich op de geleide van de chorda dorsalis.
Oropharyngeale membraan vormt cranial de begrenzing van de neurale plaat.

  • is craniaal breder dan claudaal -> hersenen vs ruggenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ontstaan neurale wallen en neurale groeve

A

de laterale delen van de neurale plaat welven naar dorsaal -> richel ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ontstaan neurale buis

A

Fusie van neurale wallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tijdelijke openingen van neurale buis

A
  • Neuroporus cranialis

- Neuroporus claudalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Primaire neurolatie

A
  • ontstaan neurale wallen

- ontstaan neurale buis uit wallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Secundaire neurolatie

A

neurale buis ontstaat uit onderliggende neurale cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bouwplan centraal zenuwweefsel

A
  1. Prosencephalon
    > 2 uitstulpingen: ogen & hypofyse aanleg
  2. Mesencephalon
  3. Rhombencephalon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit prosencephalon ontstaat

A
  • telencephalon

- diencephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uit rhombcephalon ontstaat

A
  • metencephalon

- myelencephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

volgorde CZS (craniaal > claudaal)

A
  1. telencephalon
  2. diencephalon
  3. mesencephalon
  4. metencephalon
  5. myelencephalon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Primaire groei hersenen

A

Telencephalon groeit vanuit “kruin”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Secundaire groei hersenen

A

telecephalon groeit overal, behalve insula van Reyl

andere structuren groeien beetje en vervormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tertiare groei hersenen

A

plooien ontstaan in telencephalon

  • gyri
  • sulci
  • opercula
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gyri

A

Een hersenwinding is in de neuroanatomie een verhoging in de sterk gevouwen hersenschors.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sulci

A

hersengroeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

opercula

A

may refer to the frontal, temporal, or parietal operculum. It can also refer to the occipital operculum, part of the occipital lobe.

19
Q

Uit neurale plaat grens ontstaat

A
  • neurale lijst

- placode-ectoderm

20
Q

Uit neurale lijst ontstaan

A
  • Hoofd-hals-hart regio
  • Romp regio
  • perifere zenuwstelsel: postsynaptische neuronen, bijniermerg, Schwann-cellen
  • melanocyten: huid, vaatvlies en iris
  • bot en kraakbeen: hoofd + hals
21
Q

Proces primaire neurulatie

A
  1. neurale plaat + neural fold ontstaan
  2. neural fold wordt steeds dichter
  3. Neural crest wordt gevormd
  4. epidermis + neural tube
22
Q

Ontstaan neurale lijst cellen (proces)

A
  • Gelijktijdig met het sluiten van de neurale buis verlaten cellen in het overgangsgebid van neuraal / epidermaal ectoderm de epidermale ectoderm laag.
  • Deze cellen worden mesenchymaal van karakter.
  • grens neuraal / niet-neuraal
  • tezamen met placode-ectoderm
  • verspreidt vervolgens door hele embryo
  • draagt bij aan alle cellijnen die ontstaan uit het mesoderm en overig ectoderm.
23
Q

Uit niet-neuraal ectoderm ontstaat

A

opperhuid, tandglazuur, haren en nagels

24
Q

uit placode-ectoderm ontstaat

A

lensplacode, oorplacode, reukplacode, peribranchiale placodes

25
Q

placode

A

= verdikt stuk ectoderm (dient als voorloper)

26
Q

De oogsteel wordt

A

oogzenuw

27
Q

Morfologische processen bij groeven

A
  • Merging: vanuit onder wordt de groeve dichtgeduwt
  • fusion: twee uiteinden fuseren samen
  • dynamic fusion: merging + fusion: vanuit onderin wordt de groeve dichtgeduwt, maak ook van boven
28
Q

Proces gametogneses

A
  1. Ontstaan van primordiale kiemcellen en migratie naar gonaden (Oct4 positief)
  2. Vermeerdering door mitose
  3. Meiose
  4. functionele en structurele maturatie
29
Q

Primordiale kiemcellen voor het eerst herkenbaar in

A

wand van de dooierzak

> migreren

30
Q

Ontstaan urogenitale plooi

A

Proliferatie van intermediair mesoderm werpt een plooi in de buikholte

31
Q

Vorming gonade

A

verdikking coeloomepitheel aan de mediale zijde van de urogenitale plooi

32
Q

Vermeerdering stap bij gametogenese

A

Vrouw:

  • kiemcel = oögonium
  • 2e -> 5e maand

Man:

  • kiemcel = spermatogonium
  • pubertijd
33
Q

Spermatogenese

A
  1. Spermatogonia
  2. Primaire spermatocyt
  3. Secundaire spermatocyt
  4. Spermatid
    l
    v spermiogenese
  5. Spermatozoa
34
Q

Zaadcel bestaat uit

A
Kop:
  - 23 chormosomen
  - acrosoom met hydrolytische enzymen
Middenstuk:
  - mitochondrien > energie zwembeweging
Staart:
  - chemische energie > kinetische energie
35
Q

Oögenese

A
  1. Foetale periode
    • primordiale kiemcel = oögonium
    • primaire oöcyten: meiose I
  2. Geboorte:
    • Primaire oöcyt (bevroren in profase I)
    • Primordiaal follikel= enkele laag van platte
      follikelcellen
  3. Puberteit
    • Per cyclus: groepje primaire oöcyten wordt groter
      en gaat verder met meiose I
    • Follikel wordt kubisch
    • zona pellucida ontstaat: acellulair materiaal met
      uitlopers van follikelcellen -> primair follikel
    • Antrum = ruimte met vocht ontstaan -> secundair
      follikel
    • Oöcyt ligt assymmetrisch, omgeven door een laag
      follikelcellen = cumulus oöphorus
36
Q

Hormonale controle oögenese

A
  1. Hypothalamus: GnRH
  2. Hypofyse: LH en FSH
  3. follikels
37
Q

Twee dochtercellebn oogenese

A
  1. secundaire oocyt
    • 23 chromosomen
    • veel cytoplasma
  2. eerste poollichaampje
    • 23 chromosomen
    • weinig cytoplasma
    • degenereert snel
    • ligt tussen de secundaire oocyt en zona pellucida
38
Q

Ovulatie door + gevolg

A
  • LH piek
    gevolg:
  • Corona radiata: secundaire oocytmet deel cumulus cellen, komt los van follikel
  • secundaire oocyt omgeven door corona radiata treedt naar buiten naar infundibulum -> meiose II
39
Q

Meiose II wordt alleen afgemaakt als

A

er na de ovulatie een bevruchting optreedt; pas dan ontstaat het tweede poollichaampje!

40
Q

corpus luteum

A

Restant van Graafse follikel in ovarium

41
Q

Gele lichaam produceert

A

progesteron (+ oestrogeen)
> voorbereiding endometrium (voor innesteling)

geen bevruchting?
> degenereert 10-12 dagen na ovulatie

42
Q

Op geleide van … en … beweegt de spermatozoön naar de oöcyt

A

Temperatuurverschillen en chemotaxis

43
Q

Zaadcel ondergaat ‘capacitatie’ in de tuba uterina

A
  • Veranderingen in membraan samenstelling
  • Deblokkering van receptoren op de zaadcel
  • Hyperactiviteit
44
Q

bevruchtingsstappen

A
  • binding sperm met zona pellucida
  • acrosomal reactie
    > exocytose van de acrosoom, waardoor de zona
    plaatselijk afgebroken wordt en er een doorgang
    gecreëerd wordt
  • penetratie door zona pellucida
  • fusie membranen
  • sperm nucleus bij cytoplasma ei