hoorcollege 3 Flashcards

1
Q

Humanisme

A

Een filosofische stroming die de mens centraal stelt en streeft naar de volledige ontwikkeling van het individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Erasmus, Locke, Rousseau

A

Denkers met invloed op pedagogiek. Erasmus legde de nadruk op klassieke opvoeding, Locke op ervaring en leren doordoen, en Rousseau op natuurlijk leren en vrijheid van het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zwarte/Witte legende

A

Zwarte legende:

Er was vóór de Verlichting geen echt gezinsgevoel of kindertijd. Dit kwam pas later, toen er veranderingen plaatsvonden in partnerkeuze, moeder-kindrelaties en gezinsleven. Vroeger was er weinig rouw om het verlies van kinderen en werden baby’s vaak door een min gezoogd, wat leidde tot hoge sterftecijfers.

Witte legende:

Er was al vóór de Verlichting een langzaam groeiend gezinsgevoel. Affectieve bronnen zoals dagboeken en brieven tonen dat het moderne kerngezin zich vanaf de middeleeuwen ontwikkelde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De mythe van het Europese gezin

A

Het idee dat er één standaard of ideaal Europees gezin zou bestaan, terwijl dit in de werkelijkheid varieerde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Huiselijkheidsideaal

A

Het idee dat het gezin een veilige, morele plek moet zijn voor kinderen om op te groeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Demografische transitie

A

Verandering in geboortecijfers en sterftecijfers door de tijd, die invloed heeft op hoe gezinnen functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 soorten rechten

A

Provisierechten (voorzieningen):

Rechten die kinderen geven wat ze nodig hebben om goed op te groeien, zoals onderwijs, gezondheidszorg, een veilige plek, en ruimte om te spelen.

Protectierechten (bescherming):

Rechten die kinderen beschermen tegen gevaren zoals mishandeling, uitbuiting en geweld.

Participatierechten:

Rechten die ervoor zorgen dat kinderen kunnen meedenken en hun mening kunnen geven over zaken die hen aangaan, passend bij hun leeftijd en ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hermeneutisch

A

Hypothese opstellen, observaties en literatuur verzamelen, en teruggaan naar de hypothese om te kijken of deze nog klopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dialectisch

A

Gericht op tegenstrijdigheden en hierop reflecteren. Bijvoorbeeld: hoe verhoudt de invloed van de samenleving zich tot de nadruk op het individu in de opvoeding?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Fenomenologisch

A

Onderzoek in de natuurlijke omgeving van het kind, zoals het gezin, in plaats van in een laboratorium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Referentiekader

A

De manier waarop iemand de wereld ziet en interpreteert, gebaseerd op hun ervaringen en achtergrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kindbeeld

A

Het idee of beeld dat een samenleving heeft van kinderen en hun rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geïnstitutionaliseerde jeugdland

A

De manier waarop de jeugd een eigen plek of fase in de maatschappij heeft gekregen, met specifieke regels en verwachtingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kinderrechtenverdrag

A

Een internationaal verdrag dat de rechten van kinderen wereldwijd beschermt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Autonome kind

A

Het idee dat kinderen zelfstandig en onafhankelijk kunnen denken en handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

We zijn allemaal kinderen

A

Dit verwijst naar het idee dat volwassenen nog steeds aspecten van hun kindertijd in zich meedragen.