Hoofdstuk 9 deel 2 Flashcards

1
Q

Welke twee soorten redeneren onderscheiden we?

A
  1. Deductief: op basis van permissen conclusies trekken

2. inductief: vanuit specifieke gebeurtenissen algemene conclusies trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de drie grote vormen van deductief redeneren?

A
  1. voorwaardelijk redeneren
  2. Categorisch redeneren
  3. Lineair redeneren: hoe verhouden de elementen zich tov elkaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Duidt: voorwaardelijk redeneren

A

Besluit is enkel geldig als zowel stelling één als twee waar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Duidt: categorisch redeneren

A

Het besluit is geldig als stelling één en twee altijd waar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar hangt het juist beoordelen van lineair redenering van af?

A
  • Type syllogisme
  • Scholing en intelligentie
  • Geloofwaardigheid, beïnvloed door inhoud
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een syllogisme?

A

Drie regels waarvan de eerste twee permissen zijn en de derde een besluit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de oorzaak van een redeneerfout meestal?

A

Geen mentaal beeld hebben gevormd van alle toestanden die volgens permissen mogelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke twee systemen schuilen achter redeneren?

A
  1. Associatief leren: automatisch en snel redeneren op basis van verbanden, ervaringen
  2. Gecontroleerd proces: op basis van logische regels, intelligentie en scholing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de problemen met syllogismen?

A
  1. Andere interpretatie van de vraag mogelijk

2. Betekenis van woordenschat kan de uitkomst veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Duidt: mensen redeneren niet altijd volgens de regels van de logica:

A
  • Regels stemmen niet altijd overeen met betekenis die zij aan woordenschat geven
  • Ze baseren zich in grote mate op inhoud syllogisme en geloofwaardigheid besluit
  • ze maken gebruik van intuïtieve mentale representaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt inductief redeneren in?

A

Je observeert iets, onderzoekt iets en daaruit trek je je conclusies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke drie probleemtypes onderscheiden we bij inductief redeneren?

A
  1. Classificatie: gemeenschappelijke eigenschappen identificeren
  2. Reeksen voortzetten
  3. Analogieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de confirmatieneiging?

A

Meer gewicht hechten aan evidentie die overtuiging bevestigd dan aan evidentie die overtuiging in twijfel trekt (steeds op zoek gaan naar iets dat de regel bevestigd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn illusoire correlaties?

A

Niet alle verbanden gevonden op basis van inductief redeneren bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly