hoofdstuk 8 en 7 Flashcards

1
Q

Je weet wat oorzaak en inhoud van de ‘restauratie’ zijn.

A

Tijdens de Restauratie proberen de vorsten, adel en kerk de veranderingen van de Franse Revolutie terug te draaien en de tijd van het Ancien Régime te herstellen/restaureren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Je kent twee doelstellingen (met een bijbehorend voorbeeld) van het Congres van Wenen.

A

De overwinnaars van Napoleon komen in Wenen bij elkaar (1815) en willen
de veranderingen van de Franse Revolutie terugdraaien–> Frankrijk krijgt weer een koning
het machtsevenwicht in Europa herstellen–> Nederland krijgt België erbij om Frankrijk te bewaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Je bent in staat de opkomst van de volgende politiek-maatschappelijke stromingen te beschrijven:
(- de oorzaak voor het ontstaan -welke ideeën zijn kenmerkend voor de stroming?)
liberalisme
nationalisme
socialisme
conservatieven

A

Naam: Liberalen
Aanhang: Rijke (=gegoede) burgerij (ondernemers, advocaten bv)
Oorzaak ontstaan: Verzet tegen de restauratie
Kernbegrippen: Vrijheid, volkssoevereiniteit, grondwet/constitutie, parlement, kiesrecht, burgerrechten
Ideaal: (1) Er moet een grondwet zijn die de macht van de koning/regering beperkt en de burgerrechten garandeert. (2) De hoogste macht ligt bij de volksvertegenwoordiging (die kan een regering aanwijzen én wegsturen). (3) De wet moet voor iedereen gelijk zijn. (4) Vrijheid van meningsuiting, godsdienstvrijheid en vrij ondernemerschap.
Naam: Socialisten
Aanhang: Arbeiders
Oorzaak ontstaan: Verzet tegen de uitbuiting en sociale ellende, veroorzaakt door de industriële revolutie
Kernbegrippen: Gelijkheid, uitbuiting, sociale kwestie, revolutie, sociale wetten, algemeen kiesrecht
Ideaal: Om uitbuiting van arbeiders te voorkomen en de sociale kwestie op te lossen moeten arbeiders aan de macht komen en voor meer gelijkheid zorgen. Dat kan door een gewelddadige revolutie (communisten) of door sociale wetten die in het parlement worden aangenomen (sociaal-democraten). Maar dan moeten arbeiders wel kiesrecht krijgen.
Naam: Nationalisten
Aanhang: In de eerste helft van de 19e eeuw vooral rijke (=gegoede) burgerij (ondernemers, advocaten bv); In de tweede helft van de 19e eeuw steeds meer ook het gewone volk
Oorzaak ontstaan: Verzet tegen de Restauratie en de ontdekking dat je onderdeel van een volk bent.
Kernbegrippen: Volk/natie, staat
Ideaal: Elk volk heeft het recht om een eigen staat te vormen (een natiestaat)
Naam: Conservatieven
Aanhang: Oude machthebbers: vorsten, adel, de kerk
Oorzaak ontstaan: Verzet tegen ideeën van de Verlichting en de Franse Revolutie
Kernbegrippen: Traditie, Restauratie, voorrechten, chaos
Ideaal: Traditie is heel belangrijk en daarom kan verandering maar heel geleidelijk gaan. Om chaos te voorkomen moet de macht in handen van de elite (vorst, adel, kerk, rijke ondernemers) zijn. Zeker niet bij het gewone volk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Je kunt uitleggen dat de Duitse staat in 1871 ontstaat vanuit een agressief nationalisme, na de mislukking van de liberale revolutie van het Frankfurter parlement uit 1848

A

Door een oorlog met Frankrijk te beginnen (agressief) lukt het de koning van Pruisen, zijn rijkskanselier Bismarck en de conservatieven een Duitse staat op te richten (nationalisme), waarin zij de baas zijn. In het keizerrijk hebben de burgers weinig macht en wordt heel weinig met de liberale ideeën gedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Je bent in staat om uit te leggen wat het verschil is tussen marxisten/communisten en sociaal-democraten.

A

De socialisten bestaan uit twee groepen: communisten/marxisten en sociaal-democraten
Om uitbuiting van arbeiders te voorkomen en de sociale kwestie op te lossen moeten arbeiders aan de macht komen en voor meer gelijkheid zorgen. Dat kan door een gewelddadige revolutie (communisten) of door sociale wetten die in het parlement worden aangenomen (sociaal-democraten). Maar dan moeten arbeiders wel kiesrecht krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Een land is pas democratisch als het een parlementair stelsel heeft en algemeen kiesrecht heeft.
    a. Waarom is een parlementair stelsel noodzakelijk voor een democratie?
    b. Waarom is algemeen kiesrecht noodzakelijk voor een democratie?
A

1a In een parlementair stelsel benoemt en ontslaat het door het volk gekozen parlement de ministers in plaats van de koning. In een democratie hoort het volk de hoogste macht hebben.
1b Omdat dan de volwassen bevolking bepaalt wie het volk in het parlement vertegenwoordigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Groot-Brittannië wordt in de loop van de 19e eeuw steeds democratischer.
a. Waaruit blijkt dat Engeland na 1837 een parlementair stelsel heeft?
b. Waarom maakt de hervorming van de kiesdistricten Engeland democratischer, maar is er nog geen democratie?
c. Na de invoering van het algemeen kiesrecht na WOI is Groot-Brittannië een democratie geworden. Welke partij verdwijnt door de invoering van het algemeen kiesrecht en welke partijen blijven over?

A

2a Vanaf dat moment bepaalt het parlement in plaats van de koningin wie minister wordt.
2b Door de aanpassingen van de plattelandskiesdistricten (dunbevolkt en conservatief) krijgen de conservatieven minder invloed en door de aanpassingen in de steden (meer districten) krijgen de liberalen meer invloed. Door het censuskiesrecht kan een groot deel vd bevolking (bv arbeiders )nog niet stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je kunt uitleggen dat in 1848 en 1917 belangrijke ontwikkelingen in de democratisering van Nederland plaatsvinden.

A

In 1848 krijgt Nederland een liberale grondwet waarin de koning zijn macht verliest (onschendbaar wordt) en het parlement wetten maakt en het recht krijgt ministers te controleren en te benoemen/ontslaan
In 1917 krijgt Nederland algemeen mannenkiesrecht en in 1919 algemeen kiesrecht (vrouwen dus ook)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Je kunt omschrijven wat een emancipatiebeweging is.

A

De bewegingen streefden naar een volwaardige positie in de samenleving (= emancipatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Je kunt met twee redenen uitleggen waarom Duitse katholieken achtergesteld werden door de Duitse regering

A

Ze zouden meer naar de paus dan naar de keizer/de regering luisteren; ze waren niet trouw aan de republiek; (In Nederland: ze geloofden niet in de wetenschappelijke evolutieleer, maar in het scheppingsverhaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Je weet wie de leider werd van de protestantse confessionelen en welke partij hij oprichtte

A

Abraham Kuyper; De protestantse confessionelen organiseerden zich in de ARP.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Je kunt uitleggen wat de ‘schoolstrijd’ inhield.

A

Confessionelen (protestanten en katholieken) wilden dat de regering hun ‘bijzondere’ scholen net zoals de openbare scholen zou gaan betalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Je weet waarom rond 1900 vooral burgerlijke vrouwen voor gelijke rechten streden

A

In de hogere burgerij werd de ongelijkheid tussen man en vrouw het meest gevoeld, omdat de vrouwen niet behoorden te werken, niet zonder begeleiding naar buiten mochten en niet deelden in ouderlijke of financiële macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Je kent nog een emancipatiebeweging die niet in deze paragraaf behandeld is.

A

Socialisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschrijf het bestuurlijke verschil tussen Nederland en Frankrijk en Engeland in de 17e en 18e eeuw:

A

Nederland geen vorst, bestuur in handen van rijke burgers (regenten);
Engeland constitutionele monarchie, veel macht voor edelen in parlement;
Frankrijk absoluut vorst, macht adel zeer beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Deelvraag 1.1.
Bewering: “Vanaf de late middeleeuwen tot de 18e eeuw veranderde er weinig in de verhouding tussen staat en bur­gers in Nederland.’
Leg met argumenten uit dat de stelling voor een deel waar is (denk aan regenten) en voor een deel niet juist is.

A

Bijvoorbeeld: De bewering is gedeeltelijk juist. In sommige opzichten was er weinig veranderd, want veel vrijheden (privileges) voor de stedelijke burgerij bestonden nog steeds. Anderzijds wars de rijke burgerij nu de baas (regenten) , want er stond geen vorst meer boven hen. En de adel was door de Opstand bijna helemaal verdwenen