Hoofdstuk 8 Flashcards

1
Q

Wanneer ben je liquide als bedrijf?

A

Wanneer je op korte termijn je schulden kan afbetalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe bereken je het werkkapitaal?

A

Vlottende activa - vlottende passiva ( kort vreemd vermogen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe bereken je de current ratio?

A

Vlottende activa inclusief liquide middelen / schulden op korte termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk kengetal is juist bij de current ratio?

A

Tussen de 1,5 en de 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe bereken je de quick ratio

A

Vlottende activa - voorraad + liquide middelen / schulden op korte termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk kengetal wordt gezien als positief bij de quick ratio?

A

Alles boven de 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe bereken je het werkkapitaalratio?

A

Current ratio - 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aan de hand van welke 3 geldstromen wordt liquiditeit beoordeeld?

A
  1. cashflow op winstbasis
  2. Raming toekomstige ontvangsten en uitgaven
  3. Kasstroomoverzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe bereken je de cashflow op winstbasis?

A

Winst + afschrijving + dotatie voorzieningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer ben je solvabel?

A

Wanneer een onderneming in staat is om bij opheffing al haar schulden te betalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe bereken je de debt ratio?

A

Vreemd vermogen / totaal vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe bereken je de interest coverage ratio?

A

(Winst voor belastingen + interest) / rentelasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is rentabiliteit?

A

Dit geeft aan waarin de onderneming in staat is op een opbrengst te geven aan de verschaffers van het vermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe bereken je de RTV

A

Nettowinst + Interest / Gemiddeld totaal vermogen x 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe bereken je de REV?

A

Nettowinst / Gemiddeld eigen vermogen x 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe bereken je de RVV?

A

interest vreemd vermogen / gemiddeld geïnvesteerd vreemd vermogen x 100%

17
Q

Hoe bereken je de omloopsnelheid van het totaal vermogen?

A

Omzet / gemiddeld totaal vermogen

18
Q

RTV =

A

Omloopsnelheid totaal vermogen x brutomarge

19
Q

Hoe bereken je de omzetsnelheid van voorraad?

A

Inkoopwaarde omzet / gemiddelde voorraad

20
Q

Hoe bereken je de opslagduur van voorraad?

A

Inkoopwaarde omzet / gemiddelde voorraad x 365

21
Q

Hoe bereken je het krediettermijn van je debiteuren?

A

Gemiddeld debiteurensaldo / verkopen op rekening x 365

22
Q

Hoe bereken je het krediettermijn van je crediteuren?

A

Gemiddeld crediteurensaldo / inkopen op rekening x 365

23
Q

Hoe bereken je het dividendrendement op aandelen?

A

Uitgekeerde winst per aandeel / koerst per aandeel x 100%

24
Q

Hoe bereken je het hefboomeffect

A

(RTV% - RVV%) x Vreemd vermogen / Eigenvermogen

25
Q

Wat wordt er verstaan onder het financiële hefboomeffect

A

Het is de invloed van het financieren met vreemd vermogen op de rentabiliteit van het eigen vermogen.