Hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

Wat is een financieringsvraagstuk?

A

In hoofdlijnen houdt dit onderdeel zich bezig met de vraag welke financiële middelen de onderneming nodig heeft en hoe daarin kan worden voorzien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is passieve financiering?

A

Een onderneming die financiële middelen wil aantrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is actieve financiering?

A

Een onderneming die financiële middelen aanbiedt aan anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 2 bronnen zijn er voor het aanbod van vermogen?

A

Besparingen en kredietverlening door banken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is dispositieruimte?

A

Dit is een ruimte in een rekeningcourant waarin je naar behoefte kan opnemen en aflossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een ander woord voor tweedehandsvermogen?

A

Indirecte vermogensoverdracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn institutionele beleggers?

A

Een Maatschappij of fonds die regelmatig geld voor een langer termijn dan één jaar ter belegging aanbiedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een vermogenstitel of schuldtitel?

A

Het is een recht op toekomstig geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen de geld en kapitaalmarkt?

A

Op de geldmarkt worden vermogenstitels verhandeld met een resterende looptijd van maximaal 2 jaar. Alles langer dan 2 jaar is de kapitaalmarkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem een voorbeeld van de primaire markt.

A

De emissiemarkt voor obligaties en aandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 3 verschillende markten kennen we?

A
  1. Geldmarkt & Kapitaalmarkt
  2. Primaire en secundaire markten.
  3. Openbare en onderhandse markten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem een voorbeeld van de secundaire markt.

A

Hier wordt gehandeld in al uitgegeven primaire vermogens-titels zoals op de effectenbeurs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe noem je het wanneer er op de effectenbeurs een schuldtitel overgedragen wordt?

A

Beleggerssubstitutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem een voorbeeld van de openbare markt en een van de onderhandse markt

A
  1. Een openbare aandelenemissie die door middel van een prospectus en advertenties wordt aangekondigd
  2. Een onderneming sluit een rekening-courantkrediet bij een bank.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem de 5 functies van financiële markten.

A
  1. Ze dirigeren middelen van aanbieders naar vragers. (primaire markt)
  2. Ze maken uitstaande titels beter verhandelbaar. (secundaire markt)
  3. Ze leveren een bijdrage tot het vaststellen van objectieve prijzen.
  4. De secundaire markten bieden de mogelijkheid middelen met onmiddellijke ingang renderend te beleggen.
  5. De secundaire markten bieden de mogelijkheid een gediversifieerde portefeuille van titels samen te stellen. En vooral deze ook snel te kunnen verhandelen voor snelle koerswinsten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 3 deelmarkten zijn er van de geldmarkt?

A
  1. Daggeldmarkt
  2. Markt van kasgeldleningen
  3. Markt van CD’s em CP’s
17
Q

Wat verstaan we onder een geldmarkt in enge zin?

A

Dit is de georganiseerde geldmarkt waar liquiditeiten tussen banken onderling verhandeld worden.

18
Q

Wat verstaan we onder een geldmarkt in ruime zin?

A

Dit bevat ook transacties tussen industriële bedrijven en de overheid.

19
Q

De kapitaalmarkt valt uiteen in 4 deelmarkten. Benoem ze.

A
  1. De effectenmarkt (verhandeling van aandelen en obligaties.
  2. De onderhandse markt.
  3. De markt voor woninghypotheken.
  4. De markt voor onroerend goed.
20
Q

Welke 4 aanbieders zijn er op de kapitaalmarkt?

A
  1. Institutionele beleggers.
  2. Beleggingsinstellingen.
  3. Gezinnen.
  4. Monetaire financiële instellingen.
21
Q

Welke 4 vragers zijn er op de kapitaalmarkt?

A
  1. Het Rijk
  2. De lagere overheid
  3. Gezinnen
  4. Bedrijven
22
Q

Hoe noem je een staatslening?

A

Een door een decentrale overheid uitgegeven obligatielening.

23
Q

Noem 3 interne financieringsbronnen.

A
  1. Eigen besparing (Winst niet uitkeren)
  2. Intensieve financiering: niet te grote voorraden, debiteuren op tijd laten betalen.
  3. Automatisch opgewekt vermogensaanbod: crediteuren, vooruit ontvangen bedragen.