Hoofdstuk 2 & 3 Flashcards

1
Q

Wat is het onderscheid tussen materiële en immateriële inverstering?

A

Tot materiële investeringen rekenen we de aanschaf van duurzame en vlottende productiemiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn immateriële investeringen?

A

Uitgaven voor de nieuwe ontwikkeling van nieuwe producten en de exploratie van nieuwe afzetmarkten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe noem je een investering voor basisverbreding?

A

Diversificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is joint venture?

A

Wanneer 2 ondernemingen samen een nieuwe onderneming sticht voor de ontwikkeling van een bepaalde activiteit. Ze bundelen hier samen de kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar bestaat cashflow uit?

A

De som van nettowinst en afschrijving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is samengestelde interest?

A

Hier wordt rente vergoed over het startkapitaal maar ook over de rente van de voorgaande perioden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe noem je de verschillende momenten waarop je rente ontvangt.

A

Post- en prenumerando rente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 4 methode zijn er om een prioriteitsvolgorde van investeringsprojecten te maken?

A
  1. Terugverdienperiode
  2. Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit
  3. Netto contante waarde
  4. Interne-rentevoetmethode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat maakt de beste investering bij de methode terugverdienperiode?

A

Laagste terugverdientijd is de beste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem 2 bezwaren voor de terugverdientijd

A
  1. Er wordt geen rekening gehouden met de factor interest

2. Bedragen die na de terugverdientijd vervallen, worden in de beoordeling volledig buiten beschouwing gelaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe bereken je de gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit?

A

(Gemiddelde cashflow - gemiddelde afschrijvingen) / gemiddeld geïnvesteerd vermogen x 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 2 bezwaren voor de Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit

A
  1. Volgorde van cashflows wordt niet meegerekend

2. Investeringsbedrag wordt buiten beschouwing gelaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe bereken je de Netto contante waarde?

A

NCW = contante waarde cashflows - investeringsbedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 2 nadelen van de netto contante waardemethode

A
  1. De netto contante waarde methode meet niet de rentabiliteit van een project want de uitkomst wordt niet gerelateerd aan de hoogte van het te investeren bedrag
  2. Houdt geen rekening met de looptijd van de verschillende projecten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe bepaald de onderneming de vermogensbehoefte?

A
  • De aard van de bedrijvigheid, zijn er veel vaste activa nodig?
  • De seizoen gevoeligheid van de productie en de afzet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is diversiteitsverschijnsel?

A

Doordat de activa op verschillende momenten hun maximum en minimum vermogensbehoefte bereiken , is de totale behoefte lager dan de som van alle maximale en hoger dan de som van alle minimale vermogensbehoeften.

17
Q

Hoe bereken je de netto contante waarde per jaar

A

Opbrengst x ( 1 + r )^-t.

18
Q

Hoe bereken je de terugverdienperiode?

A

(Investering + werkkapitaal)/(afschrijving + winst per jaar)

19
Q

Hoe bereken je de conversiekoers van een converteerbare obligatie?

A

(Nominale waarde + bijbetaling) / (aantal aandelen x nominale waarde aandeel) x100

20
Q

Wat is de interne rentevoet methode?

A

Dit is een methode die de toekomstige cashflow gelijk maakt aan de investeringsuitgave. De netto contante waarde is dan 0

21
Q

Wat is een ideaalcomplex?

A

Een complex duurzame productiemiddelen dat zo is opgebouwd naar leeftijd, dat het bedrag van de afschrijving jaarlijks precies gelijk is aan het bedrag dat nodig is voor de vervangingsaankoop.