hoofdstuk 7 Flashcards
1
Q
houden van
A
to love, to like ik hou(d) niet van kaas.
2
Q
kennen
A
to know
Welk typish Nederlands eten ken je?
3
Q
klinken
A
to sound
4
Q
lusten
A
to like
ik lust geen kaas
5
Q
ontbijten
A
to have a breakfast
6
Q
smaken
A
to taste
Het eten smaakt goed!
7
Q
veranderen
A
to change
8
Q
vergelijken (met)
A
compare (to)
9
Q
verwijderen
A
to remove
10
Q
de appel (de appels)
A
apple (apples)
11
Q
de honing (-)
A
honey
12
Q
de jam (-)
A
jam
13
Q
de kaas (- / de kazen)
A
cheese (cheeses)
14
Q
de klank (de klanken)
A
sound (sounds)
15
Q
de koffie (-)
A
coffee