Hoofdstuk 7 Flashcards
Der hof
Het plein
Der nachbar
Buurman
Die nachbarin
De buurvrouw
Die nachbarn
De buren
Der ort
De plaats
Der umzug
Verhuizing
Die altstadt
Het oude centrum
Die heimat
Het vaderland
Der fernseher
De televisie
Der flur
De hal
Der fuboden
De vloer
Der kühlschrank
De koelkast
Der mülleimer
De vuilnisbakken
Der schrank
De kast
Der schreibtisch
Het bureau
Der teppich
Het tapijt
Die badewanne
De badkuip
Das viertel
De wijk
Gefällt mir
Vind ik leuk
Heizen
Verwarmen
Hell
Helder
Mieten
Huren
Möbel
Meubels
Öffenyliche verkehrsmittel
Openbaar vervoer
Richtig
Erg
Umziehen
Verhuizen
Die decke
Het plafond
Die ecke
De hoek
Die tapete
Het behang
Die tür
De deur
Das bild
De afbeelding
Das fenster
Het raam
Das waschbecken
De wastafel
Kleben
Plakken
Der Bauernhof
De boederij
Der Lärm
Het lawaai
Der Wald
Het bos
Die bahn/der Zug
De trein
Die Fahrradtour
De fietstocht
Die Straßenbahn
De tram
Die u-Bahn
De metro
Die wiese
Het weiland
Das doppelhaus
Twee-onder-een-kapwoning
Das Hochhaus
Dw torenflat
Um ziehen nach
Verheizen naar
Auf den Dachboden
Op de zolder
Aufwachsen
Opgroeien
Belebt
Druk
Hässlich
Lelijk
In der Nähe
On de buurt
Im Erdgeschoss
Op de begaande grond
Oben
Boven
Unten
Beneden
Viel los
Veel te beleven
Die Straße
De straat
Abbiegen
Afslaan
Dort
Daar
Gegenüber
Tegenover
Geradeaus
Rechtdoor
Laut
Luid
Leise
Zacht
Ruhig
Rustig
Uberqeueren
Oversteken
Die kirche
De kerk
Die Gegend
De streek
Die ampel
Het verkeerslicht
Der Bahnhof
Het station
