buch 4 voca Flashcards
1
Q
die werbung
A
de reclame
2
Q
wãrend
A
terwijl
3
Q
bevestigen
A
bestãtigen
4
Q
teleurstellen
A
enttãuschen
5
Q
naar het museum gaan
A
ins museum gahen
6
Q
het evenement
A
die veranstaltung
7
Q
de relatie
A
die beziehung
8
Q
stiekem
A
heimlich
9
Q
afspreken
A
treffen-traf-getroffen
10
Q
een afspraak hebben
A
verabredet sein
11
Q
verzoeken
A
bitten-bat-gebeten
12
Q
verwachten
A
erwarten
13
Q
de reden
A
der grund
14
Q
gek
A
vẽrruckt
15
Q
voorstellen
A
vorschlagen-schlug vor-vorgeschlagen
16
Q
beloven
A
versprechen-versprach-versprochen
17
Q
sondern
A
maar
18
Q
au.b.erdem
A
bovendien
19
Q
stattdessen
A
in plaats daarvan
20
Q
die absicht
A
de bedoeling
21
Q
die quelle
A
de bron
22
Q
der verlag
A
de uitgerij
23
Q
verõffentlichen
A
publiceren
24
Q
das mãrchen
A
het sprookje
25
Q
das ereignis
A
de gebeurtenis
26
Q
der krimi
A
de detective
27
Q
seltsam
A
vreemd
28
Q
stolz
A
trots
29
Q
sich unterhalten
A
zich vermaken
