Hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

Wat is de zelfbeschikkingstheorie?

A

De aanname dat zelfbeschikking (het recht op eigen keuzen en zelfstandigheid) bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is Amotivatie?

A

Wanneer er geen extrinsieke of intristieke beloningen zijn, is er geen motivatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Extrinsieke motivatie wordt in de zelfbeschikkingstheorie onderverdeeld in 3 vormen (Gagne et al.,2014) zag Moran et al. (2012) er ook nog eentje.

A
  1. Externe regulering
  2. Geintrojecteerde regulering
  3. Indentificatie.
  4. Geïntegreerde regulering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is Externe regulering van externe motivatie in de zelfbeschikkingstheorie?

A

Men voert gedrag uit om aan een externe vraag te voldoen en ervaart dit als extern gecontroleerd. (dus niet uit eigen beweging) (Omdat anderen me meer zouden respecteren of anders raak ik mijn baan kwijt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is Geintrojecteerde regulering van externe motivatie in de zelfbeschikkingstheorie?

A

Lijkt op externe regulatie, maar heeft de externe vraag zo gemaakt dat het belangrijk is voor zijn zelfachting. (Omdat het me trots maakt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is identificatie van externe motivatie in de zelfbeschikkingstheorie?

A

maakt de externe vraag tot persoonlijk belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is geïntegreerde regulering van externe motivatie in de zelfbeschikkingstheorie?

A

Lijkt op identificatie, maar ziet het niet alleen als belangrijk maar ook als een vorm van zelfexpressie (omdat mijn werk een groot deel is van wie ik ben)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat valt er onder autonome motivatie in de zelfbeschikkingstheorie??

A

Intrinsieke regulatie, geïntegreerde en geïdentificeerde regulatie.

betere motivaite en beter welzijn dan gecontroleerde regulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat valt er onder gecontroleerde motivatie in de zelfbeschikkingstheorie?

A

De Externe en geïntrojecteerde regulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Side note: financiële beloningen lijken de werkprestaties te verbeteren, met name als ze als eerlijk beschouwd en representeren oe de werknemer in kwestie functioneert.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De traditionele benadering van taakontwerpen is scienstific managment (Taylorisme, 1911), hoe meent hij het probleem dat fabrieksarbeiders minder dan optimaal presteerden, opgelost te hebben? (6 punten)

A
  1. Systematisch (of wetenschappelijke informatie over de vereiste werktaken te verzamelen
  2. De keuzevrijheid of zelfcontrolemogelijkheden van de arbeiders weg te nemen
  3. de taken zo veel mogelijk te vereenvoudigen
  4. Standaardprocedures en tijden
  5. Financiële incentives (stimulansen) te gebruiken.
  6. ervoor te zorgen dat de arbeiders hun opzieners niet konden misleiden.

Draait om gestandaardiseerde methodes en minimalistische van kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kritiek op de taakontwerp van de scientific management (Taylorisme)

A

Negatieve gevoelens, slecht mentale en/of fysieke gezondheid.

Toch wordt het tegenwoordig in de zorgsector herniewd gebruikt. (zoveel tijd voor medicijnen, douchen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tweefactoren theorie van herontwerp van werktaken (Herzberg,1966)?

A

Onderscheid tussen hygiënefactoren en motivatiefactoren. Hygiëne kon niet tot tevredenheid leiden, maar wel ontevredenheid. Motivatie leid wel tot tevredenheid, en ontbreken kon tot gebrek aan tevredenheid leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar staat Hygiënefactoren voor bij de Tweefactoren theorie van herontwerp van werktaken (Herzberg,1966)

A

Salaris, werkomstandigheden, werkomgeving en andere zaken die extrinsiek zijn aan werkactiviteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar staat Motivatiefactoren voor bij de Tweefactoren theorie van herontwerp van werktaken (Herzberg,1966)

A

Uitdaging van werk, erkenning en benutting van vaardigheden, zaken die passen bij groeibehoefte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de sociotechnisch systeemontwerp (Cherns, 1976, 1987; Heller, 1989) van herontwerpen van werktaken?

A

Benadrukt de noodzaak van het integreren van technologie en sociale structuren in de organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar draait Sociotechnisch systeem om bij de sociotechnisch systeemontwerp (Cherns, 1976, 1987; Heller, 1989) van herontwerpen van werktaken?

A

draait om autonomie, besluitvorming en het niet ondergeschikt maken van werknemers aan machines.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar waren de meeste herontwerpen van werktaken tot begin van de 21ste eeuw op gericht? (3 punten)

A
  1. Afwisseling, van taken en vaardigheden
  2. Autonomie: De vrijheid om eigen werkmethodes, werktijden en doelen te kiezen.
  3. Volledigheid: Duidelijk eindresultaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe kon je de 3 punten (Afwisseling, autonomie, volledigheid) van de meeste herontwerpen van werktaken tot begin van de 21ste eeuw bereiken? (5 punten)

A
  1. Taakrotatie
  2. Taakverbreding
  3. Taakverdieping
  4. Semiautonome werkgroepen
  5. Zelfsturende teams
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Side note: het herontwerpen van werktaken is eerder een gerichte zakelijke strategei dan een teken dat men begaan is met de kwaliteit van de werkende. (kostenverlaging en efficiency spelen een belangrijke rol)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de 5 kernkenmerken van banen die werk intrinsiek motiverend maken volgens het Job Characteristics model (JCM) (Hackman & Oldham)?

A
  1. Hebben invloed op ervan zinvolheid van het werk;
    - Variatie in vaardigheden
    - Taakidentiteit: Resultaat oplevert
    - Taakbelang: Invloed op anderen
  2. Heeft invloed op ervaren verantwoordelijkheid voor de werkresultaten.
    - Autonomie
    3 Heeft invloed op kennis van de daadwerkelijke werkresultaten
    - Feedback: Eigen feedback

(groeibehoefte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar staat het Job Characteristics model (JCM) (Hackman & Oldham) voor?

A

Heeft 5 kernkenmerken van banen die werk intrinsiek motiverend maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar leid het Job Characteristics model (JCM) (Hackman & Oldham) toe?

A

Goede intrinsieke motivatie, veel werktevredenheid en hoge effectiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De 21ste eeuw benadering voor taakontwerp wat is er veranderd?

A

Medewerkers moeten klantgerichter werken, meer bereid zijn te veranderen en te leren, sneller nieuwe informatie opnemne en gebruiken, minder stabiliteit, meer job crafting, meer job carving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is job crafting?

A

Zelf vormgeven aan je functie, zodat werk beter aansluit aan jou persoonlijke behoefte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is job carving?

A

Je splits bestaande functie op om banen te creëren voor mensen met een beperking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de nieuwe versie van de JCM (job characteristics model) (Morgeson & Humphrey, 2006)

A

Zij vonden dat je voor het herontwerpen van taken rekening moet houden met alle aspecten van de functie.

  • JCM richt zich op aard van taken, hun kennisvereisten
  • Werk draait ook om sociale activiteit (sociale ondersteuning en feedback)
  • De omgeving is ook belangrijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Side note: al worden sommige motivatietheorieën meer door onderzoek onderbouwd dan anderen tegenwoordig is met het erover eens dat vrijwel alle theorieën wel iets te bieden hebben en dat ze in veel opzichten compatibel zijn, of elkaar niet tegenspreken

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is distributieve rechtvaardigheid?

A

Juiste resultaten:

Rechtvaardigheid, meer gelijkheid en behoefte. Is de uitkomst eerlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is procedurele rechtvaardigheid?

A
Was het eerlijk?
Juiste toewijzingsproces: 
1. Ontbreken van vooroordeel
2. Zorgvuldigheid van informatie 
3. Vertegenwoordiging
4. Correctie 
5. ethische gedragscode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is interactionele rechtvaardigheid?

A

De juiste behandeling gekregen. Gaan we correct met elkaar om.

Interpersoonlijke rechtvaardigheid en informationele rechtvaardigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke 3 vormen van rechtvaardigheid heb je?

A
  1. Distributieve rechtvaardigheid
  2. Procedurele rechtvaardigheid
  3. Interactionele rechtvaardigheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is de beste benadering van motivatie?

A

De doeltheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Waar wordt de intrinsieke motivatie vergeleken met welk punt van Maslow?

A

Zelfrealisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Waar staat de zelfbeschikkingstheorie voor?

A

Competentie, verwantschap en autonomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Motivatie bestaat uit 3 elementen

A
  1. Richting; Wat iemand probeert te doen, keuze
  2. Inspanning; Hoeveel moeite iemand doet, intensiteit
  3. Volharding; Hoelang iemand het blijft volhoud duur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welke 3 punten gelden ook voor motivatie?

A
  1. Mensen worden altijd wel door iets gemotiveerd, misschien door juist precies iets anders te doen.
  2. Motivatie is de belangrijkste factor maar er zijn ook andere factoren.
  3. Motivatie is abstract en kan niet direct worden geobserveerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Motivatie kun je onderscheiden in 2 theorieën?

A
  1. Inhoudstheorieën. (content theorieën); Motivatie achter menselijk gedrag. (keuze, intensiteit)
  2. Procestheorieën van motivatie; Hoe motivatie gedrag beïnvloed. (duur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

De 3 algemene ‘op gezond verstand’ gebaseerde benadering van motivatie (McGregor, Argyris, Schein)

A
  1. Theorie X.
  2. Theorie Y
  3. Sociale benadering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is theorie X van de ‘op gezond verstand’ benadering van motivatie?

A

Niet te vertrouwen. Ze zijn irrationeel, onbetrouwbaar en inherent lui. Ze moeten gecontroleerd en gemotiveerd worden door financiële incentives en de dreiging van straf. Als dergelijke controlemiddelen er niet zijn, zullen ze hun eigen doelen nastreven, die zonder uitzondering conflicten met die van de werkgever.

41
Q

Wat is theorie Y van de ‘op gezond verstand’ benadering van motivatie?

A

Mensen zijn in hun werk op zoek naar onafhankelijkheid, ontwikkeling en creativiteit. Ze kijken verder dan de directe omgeving en kunnen zich aan nieuwe omstandigheden aanpassen. Ze handelen op moreel verantwoorde manier en zullen zich inzetten voor het succes van de werkgever, mits ze zelf ook moreel verantwoord worden behandeld.

42
Q

Wat is de sociale benadering van de ‘op gezond verstand’ benadering van motivatie?

A

Mensen zijn op zoek naar betekenisvolle sociale relaties. Ze zijn gevoelig voor de verwachtingen van anderen, meer nog dan voor financiële incentives.

43
Q

Wat is de behoefte theorieen? (marslows)

A

Gebaseerd op dat menselijk gedrag veroorzaakt wordt door psychologische behoeften, waarschijnlijk van biologische origine. We gedragen ons op manieren waarmee we onze behoefte voorzien. Gerelateerd aan de inhoudscomponent van motivatie. Twee belangrijke tradities te onderscheiden.

  1. Psychologische groei
  2. Enkele benaderingen die gericht zijn op specifieke behoefte.
44
Q

De bekendste behoefte theorieën is die van Abraham Maslow en gefineerd 5 klassen van menselijke behoeften.

A
  1. Fysiologisch: De meest primitieve biologische behoefte. (voedsel, water, slaap)
  2. Veiligheid
  3. Sociaal contact: Behoefte steun, affectie en interpersoonlijke warmte ontvangen.
  4. Waardering: Behoefte van erkenning en respect.
  5. Zelfrealisatie: Behoefte aan vervullen eigen potentieel. Ontwikkelen en aantonen vermogens.

Doordat je van het ene voorziet bent, wordt het volgende punt de belangrijkste.

45
Q

Tekortkomen op behoefte theorie van Maslow, 5 punten.

A
  1. Behoeften leken zich niet te groeperen zoals voorspeld.
  2. Konden niet betrouwbaar voorspellen wanneer behoeften belangrijk werden
  3. Geen relatie tussen behoeften en gedrag
  4. Weinig specifieke beschrijving van behoefte
  5. Het hele idee van de behoefte als biologisch fenomeen is problematisch.
46
Q

De presentatiebehoefte van Murray is een van de 20 behoeften die ten grondslag liggen aan gedrag, wat zegt deze wens?

A

De wens om obstakels uit de weg te gaan, macht uit te oefenen en zo goed en zo snel mogelijk ingewikkelde taken uit te voeren

47
Q

Sagie et al. (1996) beschreven 6 taak voorkeuren die op een grote prestatiebehoefte duiden.

A
  1. Taken die onzekerheden omvatten, in tegenstelling tot zekere uitkomsten
  2. Ingewikkelde taken, in tegenstelling tot gemakkelijke taken
    3, Taken die persoonlijke verantwoordelijkheid omvatten, in tegenstelling tot collectieve verantwoordelijkheid.
  3. Taken die ingecalculeerde risico’s omvatten, in tegenstelling tot geen risico’s of te grote risico’s
  4. Taken die probleemoplossend vermogen of inventiveit omvatten, in tegenstelling tot taken die met duidelijke instructies.
  5. Taken die voldoende aan de behoefte om te slagen, in tegenstelling tot taken die eenvoudigweg falen vermijden.
48
Q

Side note: waar behoefte zich bezig houdt met de inhoudelijke aspecten van motivatie, richt verwacht zich op het proces.

A
49
Q

Wat doet de verwachtingstheorie (VIE-theorie) van Vroom (1964)

A

Probeert te verklaren hoe mensen voor een bepaalde manier van handelen kiezen. Wordt gezien als cognitief. en heeft 3 factoren.

50
Q

Welke 3 factoren van de verwachtingstheorie (VIE-theorie) van Vroom is er?

A
  1. verwachting; Eigen capaciteiten.
  2. Instrumentaliteit: leidt handelen tot beloning?
  3. Valentie: Hoe waardevol is de beloning
51
Q

Side note volgens Vroom (1964) is motivatie de uitkomst van de verwachtingstheorie (VIE-theorie)
M=VxIxE. Als een van hun 0 is dan is de motivatie ook nul.

Verwachtingstheorie word nog steeds gebruikt.

A
52
Q

VIE-theorie is op proces en niet op inhoud. Dus niet de waarom. Goede theorie voor managers die willen weten hoe gemotiveerd iemand is, welke 3 voorwaarden wordt er voldaan?

A
  1. Werknemers moeten inzien dat ze over de benodigde vaardigheden voor het adequaat uitvoeren van hun werktaken beschikken (verwachting)
  2. Werknemers moeten inzien dat als ze hun werk goed doen, ze hiervoor beloond worden (Instrumentaliteit)
  3. Werknemers moeten de beloning voor goede werkprestaties aantrekkelijk vinden. (Valentie)
53
Q

side note: Rechtvaardigheidstheorie lijkt op de verwachtingstheorie omdat het ook is gericht op cognitieve processen die een rol spelen bij beslissingen. Integenstelling tot de verwachtingstheorie verwachten ze dan mensen eerlijkheid als hoogste goed zien.

Is zins eind jaren 80 verruimd tot theorieën over organisationele rechtvaardigheid.

Doeltheorie lijkt hier ook op.

A
54
Q

De eerste rechtsvaardigheidstheorie werd gebaseerd op het werk van Adams (1965) en hebben de stelling in 4 punten omschreven?

A
  1. Men beoordeelt hun relatie met anderen door de verhouding tussen input en output te vergelijken met die van een vergelijkbaar ander iemand.
  2. Als de eigen verhouding verschilt van die van de ander wordt dit opgevat als onrechtvaardig.
  3. Hoe groter de vermeende onrechtvaardigheid (Te veel of te weinig beloning), hoe meer stress men ervaart.
  4. Hoe meer stress men ervaart, hoe harder hij zal werken om de rechtvaardigheid te herstellen.
55
Q

Welke motivatie theorie zijn er? (5 punten)

A
  • Verwachtingstheorie
  • Behoefte theorie
  • Rechtvaardigheidstheorie
  • ‘Op gezond verstand’ benadering
  • Doeltheorie
56
Q

Waar refereert de organisationele rechtvaardigheid theorie zich met name aan, 3 dingen?

A
  1. Distributieve rechtvaardigheid; De vraag of men gelooft dat zij een eerlijk beloning hebben gekregen. (wie wat krijgt)
  2. Procedurele rechtvaardigheid: de vraag of de procedure van hanteren beloning van organisatie rechtvaardig. (wie bepaald wie wat krijgt)
  3. Interactionele rechtvaardigheid: De vraag of men gelooft dat ze door anderen op het werk netjes behandeld worden. (Netheid en openheid)
57
Q

Wat zijn 5 voorbeelden van OCB’s (Organisatorisch burgerschapsgedrag)

A
  1. Altruisme: Iemand helpen met taak of probleem
  2. Plichtgetrouwheid: meer doen dan functievereisten\
  3. Toewijding: Deelname aan betrokkenheid
  4. Vriendelijkheid
  5. Sportiviteit: zonder klagen genoegen nemen met omstandigheden.

Helpt bij motivatie.

58
Q

Rechtsvaardigheidtheorie in verschillenden delen van de wereld. Welke verschillen zijn er tussen de Collectivistische en Individualistische cultuur

A
  1. Collectivistische cultuur: (Oost-Azie)
    - kijkt naar eigen mensen
    - voelt minder persoonlijk aan.
    - wordt minder geklaagt

2 Individualistische cultuur (Noord-Amerika)
- kijkt naar iemand die ze zelf kiezen
-

59
Q

Side note: Doeltheorie is procestheorie, die veel gebruikt werd in de jaren 90. ‘Het doel is wat een individu probeert te bereiken; het is het object of richtpunt van een handeling. Het concept is vergelijkbaar in betekenis met de concepten van voornemen en intentie.

Formuleren van prestatiedoelen in belangrijk

A
60
Q

Wat is een moderatoren in de doeltheorie?

A

Een variabele die het verband tussen twee andere variabelen beïnvloed.

61
Q

Welke factoren hebben effect op de moderatoren in de doeltheorie? ( 4 punten)

A
  • Toewijding voor doel en belang van doel - versterken gedrag wanneer dit belangrijk is.
  • Zelfwerkzaamheid; drukt uit dat iemand in zichzelf gelooft dat hij het kan.
  • Feedback
  • Taakcomplexiteit
62
Q

Wat zegt onderzoek over de doeltheorie? ( 2 dingen)

A
  1. Lastige doelen leiden tot betere prestatie dan gemakkelijke doelen, zolang ze geaccepteerd worden door de persoon die ze moet behalen. Leidt tot effectiever gedrag
  2. Specifieke doelen leiden tot betere prestaties dan algemene. Focussen de intentie
63
Q

Wat is intrinsieke motivatie?

A

De motivatie om een taak uit te voeren tegen een beloning die deel uitmaakt van de taak zelf. (interesse, uitdaging). Autonome motivatie wordt dit ook wel genoemd.

64
Q

Wat is extrinsieke motivatie?

A

Motivatie om een taak uit te voeren tegen beloning.

65
Q

Wat is de zelfbeschikkingstheorie?

A

De aanname dat zelfbeschikking (het recht op eigen keuzen en zelfstandigheid) bestaat.

66
Q

Wat is Amotivatie?

A

Wanneer er geen extrinsieke of intristieke beloningen zijn, is er geen motivatie.

67
Q

Extrinsieke motivatie wordt in de zelfbeschikkingstheorie onderverdeeld in 3 vormen (Gagne et al.,2014) zag Moran et al. (2012) er ook nog eentje.

A
  1. Externe regulering
  2. Geintrojecteerde regulering
  3. Indentificatie.
  4. Geïntegreerde regulering
68
Q

Wat is Externe regulering van externe motivatie in de zelfbeschikkingstheorie?

A

Men voert gedrag uit om aan een externe vraag te voldoen en ervaart dit als extern gecontroleerd. (dus niet uit eigen beweging) (Omdat anderen me meer zouden respecteren of anders raak ik mijn baan kwijt)

69
Q

Wat is Geintrojecteerde regulering van externe motivatie in de zelfbeschikkingstheorie?

A

Lijkt op externe regulatie, maar heeft de externe vraag zo gemaakt dat het belangrijk is voor zijn zelfachting. (Omdat het me trots maakt)

70
Q

Wat is identificatie van externe motivatie in de zelfbeschikkingstheorie?

A

maakt de externe vraag tot persoonlijk belang

71
Q

Wat is geïntegreerde regulering van externe motivatie in de zelfbeschikkingstheorie?

A

Lijkt op identificatie, maar ziet het niet alleen als belangrijk maar ook als een vorm van zelfexpressie (omdat mijn werk een groot deel is van wie ik ben)

72
Q

Wat valt er onder autonome motivatie in de zelfbeschikkingstheorie??

A

Intrinsieke regulatie, geïntegreerde en geïdentificeerde regulatie.

betere motivaite en beter welzijn dan gecontroleerde regulatie

73
Q

Wat valt er onder gecontroleerde motivatie in de zelfbeschikkingstheorie?

A

De Externe en geïntrojecteerde regulatie

74
Q

Side note: financiële beloningen lijken de werkprestaties te verbeteren, met name als ze als eerlijk beschouwd en representeren oe de werknemer in kwestie functioneert.

A
75
Q

De traditionele benadering van taakontwerpen is scienstific managment (Taylorisme, 1911), hoe meent hij het probleem dat fabrieksarbeiders minder dan optimaal presteerden, opgelost te hebben? (6 punten)

A
  1. Systematisch (of wetenschappelijke informatie over de vereiste werktaken te verzamelen
  2. De keuzevrijheid of zelfcontrolemogelijkheden van de arbeiders weg te nemen
  3. de taken zo veel mogelijk te vereenvoudigen
  4. Standaardprocedures en tijden
  5. Financiële incentives (stimulansen) te gebruiken.
  6. ervoor te zorgen dat de arbeiders hun opzieners niet konden misleiden.

Draait om gestandaardiseerde methodes en minimalistische van kosten.

76
Q

Kritiek op de taakontwerp van de scientific management (Taylorisme)

A

Negatieve gevoelens, slecht mentale en/of fysieke gezondheid.

Toch wordt het tegenwoordig in de zorgsector herniewd gebruikt. (zoveel tijd voor medicijnen, douchen)

77
Q

Tweefactoren theorie van herontwerp van werktaken (Herzberg,1966)?

A

Onderscheid tussen hygiënefactoren en motivatiefactoren. Hygiëne kon niet tot tevredenheid leiden, maar wel ontevredenheid. Motivatie leid wel tot tevredenheid, en ontbreken kon tot gebrek aan tevredenheid leiden.

78
Q

Waar staat Hygiënefactoren voor bij de Tweefactoren theorie van herontwerp van werktaken (Herzberg,1966)

A

Salaris, werkomstandigheden, werkomgeving en andere zaken die extrinsiek zijn aan werkactiviteiten.

79
Q

Waar staat Motivatiefactoren voor bij de Tweefactoren theorie van herontwerp van werktaken (Herzberg,1966)

A

Uitdaging van werk, erkenning en benutting van vaardigheden, zaken die passen bij groeibehoefte.

80
Q

Wat is de sociotechnisch systeemontwerp (Cherns, 1976, 1987; Heller, 1989) van herontwerpen van werktaken?

A

Benadrukt de noodzaak van het integreren van technologie en sociale structuren in de organisatie.

81
Q

Waar draait Sociotechnisch systeem om bij de sociotechnisch systeemontwerp (Cherns, 1976, 1987; Heller, 1989) van herontwerpen van werktaken?

A

draait om autonomie, besluitvorming en het niet ondergeschikt maken van werknemers aan machines.

82
Q

Waar waren de meeste herontwerpen van werktaken tot begin van de 21ste eeuw op gericht? (3 punten)

A
  1. Afwisseling, van taken en vaardigheden
  2. Autonomie: De vrijheid om eigen werkmethodes, werktijden en doelen te kiezen.
  3. Volledigheid: Duidelijk eindresultaat
83
Q

Hoe kon je de 3 punten (Afwisseling, autonomie, volledigheid) van de meeste herontwerpen van werktaken tot begin van de 21ste eeuw bereiken? (5 punten)

A
  1. Taakrotatie
  2. Taakverbreding
  3. Taakverdieping
  4. Semiautonome werkgroepen
  5. Zelfsturende teams
84
Q

Side note: het herontwerpen van werktaken is eerder een gerichte zakelijke strategei dan een teken dat men begaan is met de kwaliteit van de werkende. (kostenverlaging en efficiency spelen een belangrijke rol)

A
85
Q

Wat zijn de 5 kernkenmerken van banen die werk intrinsiek motiverend maken volgens het Job Characteristics model (JCM) (Hackman & Oldham)?

A
  1. Hebben invloed op ervan zinvolheid van het werk;
    - Variatie in vaardigheden
    - Taakidentiteit: Resultaat oplevert
    - Taakbelang: Invloed op anderen
  2. Heeft invloed op ervaren verantwoordelijkheid voor de werkresultaten.
    - Autonomie
    3 Heeft invloed op kennis van de daadwerkelijke werkresultaten
    - Feedback: Eigen feedback

(groeibehoefte)

86
Q

Waar staat het Job Characteristics model (JCM) (Hackman & Oldham) voor?

A

Heeft 5 kernkenmerken van banen die werk intrinsiek motiverend maken

87
Q

Waar leid het Job Characteristics model (JCM) (Hackman & Oldham) toe?

A

Goede intrinsieke motivatie, veel werktevredenheid en hoge effectiviteit

88
Q

De 21ste eeuw benadering voor taakontwerp wat is er veranderd?

A

Medewerkers moeten klantgerichter werken, meer bereid zijn te veranderen en te leren, sneller nieuwe informatie opnemne en gebruiken, minder stabiliteit, meer job crafting, meer job carving

89
Q

Wat is job crafting?

A

Zelf vormgeven aan je functie, zodat werk beter aansluit aan jou persoonlijke behoefte.

90
Q

Wat is job carving?

A

Je splits bestaande functie op om banen te creëren voor mensen met een beperking.

91
Q

Wat is de nieuwe versie van de JCM (job characteristics model) (Morgeson & Humphrey, 2006)

A

Zij vonden dat je voor het herontwerpen van taken rekening moet houden met alle aspecten van de functie.

  • JCM richt zich op aard van taken, hun kennisvereisten
  • Werk draait ook om sociale activiteit (sociale ondersteuning en feedback)
  • De omgeving is ook belangrijk.
92
Q

Side note: al worden sommige motivatietheorieën meer door onderzoek onderbouwd dan anderen tegenwoordig is met het erover eens dat vrijwel alle theorieën wel iets te bieden hebben en dat ze in veel opzichten compatibel zijn, of elkaar niet tegenspreken

A
93
Q

Wat is distributieve rechtvaardigheid?

A

Juiste resultaten:

Rechtvaardigheid, meer gelijkheid en behoefte.

94
Q

Wat is procedurele rechtvaardigheid?

A
Was het eerlijk?
Juiste toewijzingsproces: 
1. Ontbreken van vooroordeel
2. Zorgvuldigheid van informatie 
3. Vertegenwoordiging
4. Correctie 
5. ethische gedragscode
95
Q

Wat is interactionele rechtvaardigheid?

A

De juiste behandeling gekregen. Gaan we correct met elkaar om.

Interpersoonlijke rechtvaardigheid en informationele rechtvaardigheid.

96
Q

Welke 3 vormen van rechtvaardigheid heb je?

A
  1. Distributieve rechtvaardigheid
  2. Procedurele rechtvaardigheid
  3. Interactionele rechtvaardigheid.
97
Q

Wat is de beste benadering van motivatie?

A

De doeltheorie

98
Q

Waar wordt de intrinsieke motivatie vergeleken met welk punt van Maslow?

A

Zelfrealisatie

99
Q

Waar staat de zelfbeschikkingstheorie voor?

A

Competentie, verwantschap en autonomie