Hoofdstuk 12 Flashcards

1
Q

Wat wordt er van een moderne werknemer verwacht binnen hun loopbaan (5 punten)

A
  • lange adem
  • innovatief zijn
  • zelf touwtjes in handen nemen
  • advies zoeken
  • ondersteuning regelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de definitie van het begrip loopbaan?

A

De opeenvolging van aan werk gerelateerde functies, rollen, activiteiten en ervaringen, en niet slecht geordende trajecten.

  • Zijn niet beperkt tot professionele en managementfuncties.
  • Hoe de functie is gerelateerd aan zijn verleden en toekomst
  • De ervaringen benadrukken dat een loopbaan zowel subjectief als objectief is. (voor iedereen is de reden anders)
  • Aan werk gerelateerd betekend dat je activiteiten zoals training, bijscholing, vrijwilligerswerk en ook werkloosheid als element ziet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 5 dingen zijn er veranderd in organisaties met betrekking tot vroeger.

A
  • Grotere concurrentiedruk
  • Plattere structuren (Minder managementniveaus en werknemers met meer vaardigheden)
  • Minder werknemers
  • Kleinere omvang
  • meer spreiding (thuiswerken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 5 dingen zijn veranderd binnen functies ten opzichte van vroeger?

A
  • Meer teamwork
  • Korte contracten
  • Meer parttimewerk
  • blijvend vernieuwing in kennis
  • zwaarder, meer geïntensiveerd werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 4 dingen zijn er veranderd kwa werknemers ten opzichte van vroeger?

A
  • Gemiddeld ouder
  • meer vrouwen
  • meer diversiteit
  • mobieler
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wordt er met bureaucratische loopbaan bedoeld (kanter, 1989)

A

Voorspelbare stappen naar een posities met meer status, doorgaans binnen een en dezelfde functiegroep of organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt er met professionele loopbaan bedoeld? (Kanter, 1989)

A

Groei vindt niet zozeer plaats door promotie, maar door de ontwikkeling van het vermogen in complexere taken uit te voeren en door te groeien naar een expert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt er met ondernemende loopbaan bedoeld (kanter, 1989)

A

Draait om het waarnemen van mogelijkheden om extra waarde te leveren en de organisatie op te bouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt er met grenzeloze loopbaan bedoeld (Arthur et al., 1999) (21ste eeuw)

A

Een reeks van loopbaanvormen die botsen met de conventionele aannames over dienstbetrekking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn 5 kenmerken van de grenzeloze loopbaan?

A
  1. Onafhankelijk van werkgever en kan vermarkt worden
  2. Beweegt over afzonderlijke werkgevers heen
  3. Wordt gesteund door externe netwerken
  4. Vanwege persoonlijke of familieredenen kan iemand bestaand loopbaan terugschakelen.
  5. Grenzeloze toekomst, ongeachte structurele beperkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nadelen van de grenzeloze loopbaan.

A
  • Mensen bepalen over eigen lot en dit kan wel eens optimistisch gedacht zijn voor mensen die laag gekwalificeerd zijn.
  • Grenzen helpen ons begrijpen waar we zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekend grenzeloze instelling? (Briscoe et al., 2006)

A

Iemands opvatting over s de eigen loopbaan als niet gehinderd door grenzen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen lichamelijke en psychologische mobiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt het proteaanse loopbaan in? (Tim Hall)

A

Het idee dat mensen een coherent identiteitbesef moeten en kunnen hebben, maar ook kunnen aanpassen op omstandigheden.

  • Men is waardegedreven. (interne waarden zijn de leiddraad naar succes)
  • Men is zelfstandig en vermogen zich aan te passen.

Hebben doorgaans meer succes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 2 elementen heeft waardegedreven (proteaanse loopbaan)

A
  1. Duidelijk zelfbeeld

2. Loopbaansucces afmeten naar eigen waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 2 elementen heeft zelfstandigheid (proteaanse loopbaan)

A
  1. in staat en bereid zijn te leren en aan te passen.

2. Geloven dat je de baas bent van je eigen loopbaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke beperkingen heeft de proteaanse loopbaan?

A

Vrijheid en groei staat voorop, maar wat nu als iemand een vaste aanstelling wil en het soort werk niet uitmaakt. Dan is het toch nog in zekere zin proteaans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat wordt er bedoeld met loopbaanankers? (Schein, 1993)

A

Een gebied dat van zulk enorm belang is voor iemand dat hij of zij het nooit zou opgeven. Men definieert zichzelf met betrekking tot dat belang en vormt in elke loopbaanfase de doorslaggevende factor.

Wordt al in begin loopbaan zichtbaar.

Kernpunten die iemand nooit zou willen opgeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waaruit ontstaan loopbaanankers?

A

Een mix van vaardigheden, motivatie, behoeften en waarden. (diep gewortelde persoonlijkheidsaspecten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de 8 loopbaanankers van shein

A
  1. Sturen en invloed uitoefenen - aansturen van anderen.
  2. Technische of functionele expertise - Ontwikkelen van gespecialiseerde vaardigheden kennis.
  3. zekerheid
  4. autonomie/ onafhankelijkheid
  5. Ondernemend/ creatief
  6. Uitdaging
  7. Dienstverlening/ Toewijding aan idealen of waarden
  8. Levensstijlbalans.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarom moet iemand die verantwoordelijk is voor de loopbaanontwikkeling weten welke ankers er veel voorkomen in de organisatie?
(3 punten)

A
  • Functietoewijzing
  • promotie
  • evaluatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar wordt een succesvolle loopbaan door beïnvloed?

3 punten

A
  • Persoonlijke eigenschappen waaraan een baan een positieve betekenis wordt toegekend.
  • De strategie in het handelen
  • De kansen die de organisatie biedt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke 4 vragen zijn er rondom de loopbaananksers?

A

i; komt er slechts een anker naar voren bij iedereen?
ii; Blijft deze dan constant?
iii; Zijn er meer ankers dan Schein heeft benoemd?
iv; staan ze naast elkaar of kunnen sommige ook tegenover elkaar staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke 2 ankers zijn de aanvullende van loopbaanankers? (danziger et al., 2008)

A
  1. Variatie

2. Scheiding tussen ondernemend en creatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar zijn arbeidspsychologen in geïnteresseerd als het gaat om de loopbaan?

A

Waarom mensen een bepaalde loopbaan kiezen en hoe ze hier mee kunnen helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke 3 elementen zijn er vereist van een effectieve beroepskeuze (loopbaan)? (Frank Parsons, 1909)

A
  1. Duidelijk begrip van onszelf (kennis, vaardigheden, attitudes, vermogen, beperkingen)
  2. Kennis van de vereisten van en voorwaarden voor succes, de voor en nadelen, compensatie en de mogelijkheden en vooruitzichten van verschillende beroepen.
  3. Een weloverwogen beraadslaging over de relaties tussen deze twee groepen vereisten.

Beschrijft alleen de aard van de taak zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe luidt de typering van John Hollands (1997) over de 6 beroepsprofielen?

A
  1. Praktisch; buitensporttype
  2. Analytisch: geïnteresseerd in concepten en logica.
  3. Artistiek; gebruikt vaak verbeeldingsvermogen.
  4. Sociaal; is gesteld op het gezelschap van anderen, behulpzame, vriendelijke relaties
  5. Ondernemend; Is ook op gezelschap van anderen, maar om te domineren en te overtuigen
  6. Conventioneel; Houdt van regels en voorschriften, structuur en orde.

Met 3 profielen kun je iemand doorgaans beschrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat ben je als je een Praktisch (realistisch) beroepsprofiel hebt? (Holland)

A

Buitensporttype. (Houdt van activiteiten die fysieke kracht en coördinatie vereisen, houdt niet van gezellige praat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat ben je als je een Analytisch (onderzoekend) beroepsprofiel hebt?

A

geïnteresseerd in concepten en logica. Houdt van en is goed in abstract denken, vaak geïnteresseerd in natuurwetenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat ben je als je een Artistiek beroepsprofiel hebt?

A

gebruikt vaak verbeeldingsvermogen. Houdt van gevoelens en gedachtes te uiten. Houdt niet van regels en voorschriften. Gesteld op muziek, theater, kunst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat ben je als je een Sociaal beroepsprofiel hebt?

A

is gesteld op het gezelschap van anderen. met name in behulpzame, vriendelijke relaties. is over het algemeen zorgzaam en warm.

31
Q

Wat ben je als je een Ondernemend beroepsprofiel hebt?

A

Is ook op gezelschap van anderen, maar om te domineren en te overtuigen, niet om ondersteuning te bieden, houdt van actie.

32
Q

Wat ben je als je een Conventioneel beroepsprofiel hebt?

A

Houdt van regels en voorschriften, structuur en orde. Doorgaans goed georganiseerd. niet echt fantasierijk.

33
Q

Wat wordt er met RIASEC bedoeld?

A

De schikking van de zeshoek van Holland over beroepsprofielen. Profielen tegenoverstelbaar zijn elkaar zijn tegengesteld.

Realistisch (praktisch) - onderzoekend (Analytisch)
Conventioneel - artistiek
Ondernemend - sociaal

34
Q

Welke 3 belangrijke theorie stellingen zijn er volgens Holland.

A
  1. Congruent gedrag (gedragspatronen werkomgeving passen bij hun persoonlijkheidspatroon) vinden mensen fijn.
  2. incongruente interactie zetten aan tot gedragsverandering.
  3. Omgeving stoot incongruente mensen af, trekt congruente mensen aan of verandert de aan gestelde eisen.
35
Q

Welke 4 conclusies kunnen we trekken van Hollands 6 beroepsprofielen?

A
  1. Afspiegeling van de algemene persoonlijkheidsdimensies. (big 5)
  2. niet perfect, maar vormt een goede benadering tussen de profielen.
  3. Schrikt niet goed over verschillende culturen.
  4. Congruentie tussen persoon en omgeving is gecorreleerd tot werktevredenheid en succes, maar wel zwak.
36
Q

Wat stelde Arnold (2004) na het analyseren van redenen voor de zwakke of niet bestaande correlaties (samenhang) tussen congruentie en werktevredenheid en succes van Hollands beroepsprofielen. (3 dingen)

A
  1. Hollands basishypothese (voorlopige stelling) en maatstaven bepalen aspecten van de persoon niet passend weergegeven. (Niet alles komt naar boven van iemand)
  2. Omgevingsmetingen significanten kunnen missen (Waar werkt iemand?)
  3. Congruentiemeetmethodes worden verzwakt door de eerste en tweede factoren, en door het feit dat veel methodes te veel van de beschikbare date niet gebruiken. (McLarnon et al., 2015, stelt dat alle 6 de profielen beter werkt dan er maar 3 te benoemen)
37
Q

Wat is congruentie?

A

Dat je omgeving gedragspatroon is hetzelfde als je eigen persoonlijkepatroon.

38
Q

Welke 3 vragen stel je jezelf als je een beslis maakt over je loopbaan?

A

Wie ben ik?
Wat kan ik?
Wat wil ik?

39
Q

Wat is een ZelfKonfronatatieMethode (ZKM)? (Hermans, 1974)

A

Een methode om loopbaanbeslissingen te maken. Is gebaseerd op de narratieve psychologie (vertellen), waarin het verhaal dat de persoon over zichzelf verteld centraal staat. Positief en negatieve ervaringen en hoe de grondmotieven daarin werkzaam zijn is cruciaal.

Het stap en stap in kaart brengen van iemands waarden en drijfveren brengt aanknopingspunten voor de loopbaan.

Staat haaks op de statische begrippen uit veel psychologische testen

40
Q

Wat houdt narratieve psychologie in?

A

stelt dat mensen denken, voelen en handelen op grond van het verhaal dat ze vertellen over belangrijke gebeurtenissen in het verleden.

41
Q

Welke 2 grondmotieven spelen een belangrijke rol bij de ZelfKonfrontatieMethode (Narratieve psychologie)

A
  1. Iedereen is gericht op bevestiging van zelf, het zelfbeeld, de vergroting en verdediging hiervan (zelf motief)
  2. Iedereen heeft wens tot verbondenheid met iemand of iets. (ander motief)
42
Q

Het concept van de identiteitsstatus is relevant (Marcia, 1966) bij het nemen van beslissingen, welke 4 patronen bestaat in het ontwikkelen van zelfbegrip?

A
  1. Algemene vaagheid (diffusion)
  2. omgaan met onzekerheid door snel en voortijdig te beslissen (foreclosure)
  3. Opzettelijk afwachten (Moratoruim)
  4. Duidelijk zelfbegrip op basis van ervaring en overdenking (identity achievement)
43
Q

Gati et al. (2010) maakte een vragenlijst voor het opstellen van een loopbaanbesluitvormingsprofiel hoe heet dit?

A

Career Decision-Making Profile (CDMP)

44
Q

Welke 11 dimensies heeft de Career Decision-Making Profile (CDMP) vragenlijst van Gati et al. (2010)?

A
  1. Informatie verzamelen (uitgebreid versus minimaal)
  2. Informatie verwerken
  3. Locus of control
  4. Geinvesteerde inspanning
  5. Uitstelgedrag
  6. Snelheid waarmee de uiteindelijke beslissing wordt gemaakt.
  7. Overleggen met anderen
  8. Afhankelijkheid van anderen
  9. Wens om anderen te plezieren
  10. Streven naar een droomberoep
  11. Bereidheid om compromissen te sluiten
45
Q

Wat houdt de loopbaankeuze theorie van Gottfredson in? (verschillende levenslopen)

A
  • Jonge kinderen maken beroepskeuze door geen verschil tussen fantasie en realiteit (Tovanaar, olifant, prinses)
  • Vanaf 6 jaar, bewust genderrollen en zou de keuze daarop laten sturen (brandweer, verpleegster)
  • vanaf 9 of 10 jaar, bewust van maatschappelijke status, voor sociale klasse familie hoogst haalbare.
  • begin tienerjaren besef van capaciteiten, interesses en waarden.
46
Q

Wat zegt Gottfredson over op jonge leeftijd een loopbaankeuze maken.

A

Dit is vaak niet gemakkelijk haalbaar, omdat ze gemakkelijk overeenstemming met zelfbeeld laten schieten gevolgd door prestige en tot slot het idee dat er mannen en vrouwenberoepen bestaan. (gendertypering)

47
Q

Volgens Supers Theorie over loopbaanontwikkeling, bevinden de meeste mensen zich in de tweede helft van hun tienerjaren in een loopbaanfase die ze, hoe noemen?

A

Verkenning

48
Q

Volgens Supers Theorie over loopbaanontwikkeling, bevinden de meeste mensen zich in de tweede helft van hun tienerjaren in een loopbaanfase die ze verkenning noemen wel 3 subfase heeft die?

A
  1. Kristallisatie; duidelijkheid krijgen over eigen zelfbeeld en eigen identiteit
  2. Specificatie; Op basis van zelfbeeld werk kiezen
  3. Implementatie: manieren zoeken om werk te kunnen doen

Keuze vanuit zelfbeeld

49
Q

Welke 4 stadia heeft de Supers Theorie over de loopbaan die aan leeftijdgebonden is?

A
  1. Verkennigsstadium:
    - Kristallisatie
    - Specificatie
    - Implementatie
  2. Keuze: Kiest een bepaald beroep (misschien na een of twee valse starten) en gaat zichzelf bewijzen (25 tot 44 jaar oud)
  3. Onderhoud: De gekozen niche vast proberen te houden. Leeftijd 45-65
  4. Terugtrekken: Steeds kleiner wordende betrokkenheid, meer obserberende positie (65+)

Later werden dit belangen.

50
Q

Super indentifiseerde ook 6 rollen in de westerse samenleving, welke zijn dit?

A
  1. Huisman of vrouw
  2. Kostwinner
  3. Burger
  4. Levensgenieter
  5. Student
  6. Kind

Mensen kunnen elk moment in deze fases belanden

51
Q

Welke Levinson (1996) bedacht de ‘seizoenen van het leven’ voor het ontwikkeling in loopbaan, welke beschouwde hij als de belangrijkste?

A

De overgang naar middelbare leeftijd (40-45 jaar) ook wel de midlifecrisis genoemd.

In tegenstelling tot Super stonden alle fasen volgens hem vast.

52
Q

Erikson (1968, 1980) stelde dat we 8 psychologische ontwikkelingsfases hadden, en elke keer een bepaalde taak moeten oppakken voor ze verder kunnen. Welke taak lopen veel mensen in het midden van hun leven aan volgens hun loopbaan?

A

Generativiteit: is de wens van ouderen om iets na hun dood voort te brengen dat hen overleeft.

53
Q

Side note: alle fasetheorieën beschrijven iets over de huidige levens van middelbare mannen in westerse landen.

A
54
Q

O’Neil en Bilimoria (2005) Stelde een 3 fase in voor de loopbaan voor vrouwen

A

Fase 1; Idealistische prestatie
Fase 2: Pragmatische volharding
Fase 3: Heruitvindingen bijdrage

55
Q

Wat is fase 1 van de loopbaan voor vrouwen? (O’Neil en Bilimoria. 2005)

A

Idealistische prestatie: Nadruk op persoonlijke controle, loopbaantevredenheid en positieve impact. (Onder de 35 jaar).

56
Q

Wat is fase 2 van de loopbaan voor vrouwen? (O’Neil en Bilimoria. 2005)

A

Pragmatische volharding; Doen wat er gedaan moet worden, meerdere relaties in stand houden en verantwoordelijkheden nakomen. (35-50 jaar)

57
Q

Wat is fase 3 van de loopbaan voor vrouwen? (O’Neil en Bilimoria. 2005)

A

Heruitvindende bijdrage: Aan organisaties, gezin, gemeenschap, zonder zichzelf uit het oog te verliezen. Kans om verschil te maken (50+)

58
Q

Wat betekent zelfmanagement?

A

Werknemers zijn zelf verantwoordelijk voor het vaststellen van hun ontwikkelingsbehoefte en het ondernemen van actie.

59
Q

Geef 5 redenen waarom organisaties waarde moeten hechten aan loopbaanmanagement (Hirsh en Jackson, 2004)

A
  1. Manier om vaardigheden en kennis eigen te maken
  2. Bepaald hoe vaardigheden en kennis worden ingezet
  3. Bepaald hoe cultuur en waarden worden overgedragen
  4. Mensen willen weten waar ze staan
  5. Belangrijke manier om kundige werknemers aan te trekken, te motiveren en binnen te houden.
60
Q

Wat is een loopbaanmanagement?

A

Technieken en strategieën die streven op loopbanen optimaliseren.

61
Q

Waarom zijn management soms voorzichtig met loopbaaninterventies?

A

omdat ze bang zijn dat ze misschien weg gaan of daartoe de handvaten geven

62
Q

Wat is mentoring

A

Een relatie tussen een jongvolwassene en een ouder, meer ervaren iemand, die de jongere helpt om zijn weg te vinden in de wereld van volwassenen en werk.

63
Q

Wat is de loopbaanfunctie van mentoring? (5 punten)

A
  1. Sponsoring, voordragen aan projecten
  2. Introductie tot hooggeplaatst organisatieleden
  3. Coaching
  4. Bescherming tegen reputatieschade
  5. aanleveren van uitdagend werk.
64
Q

Wat is de Psychosociale functies van mentoring? (4 punten)

A
  1. Het fungeren als rolmodel
  2. Geven van ondersteuning
  3. Eerlijke gesprekken
  4. Vriendschap
65
Q

Wat is een ‘ISE-persoon’ van de Holland beroepsprofielen onderzoek?

A

Onderzoekend, sociaal en ondernemend.

66
Q

Hoe wordt de schrikking van Hollands 6 beroepsprofielen genoemd?

A

RIASIC

67
Q

Welke via stadia heeft de Supers theorie?

A
  1. Verkenningsstadium
  2. Keuze (25-44 jaar)
  3. Onderhoud (45-64 jaar)
  4. Terugtrekken
68
Q

Welke 3 dingen worden er geconcludeerd over ouder worden en werk?

A
  1. Er is geen correlatie tussen leeftijd en werkprestaties.
  2. Jongeren zijn geintereseerd in reputatie, nieuwe vaardigheden en vooruitgang boeken, ouderen in gebruik van vaardigheden en een bijdrage leveren.
  3. Stereotypen van oudere werknemers zijn vaak negatief.
69
Q

Welke attitude is voor een deel afhankelijk bij oudere werknemers ten aanzien van leren en veranderen?

A

hun future time perspective (FTP), hoe ze op de toekomst gericht zijn.

70
Q

Waar staat SOC-strategieën voor, bij levensloopontwikkeling voor oudere werknemers?

A
S= Selectie; je activiteiten beperken tot kleinere belangrijke domeinen
O= Optimalisatie; Je ontwikkelingsreserves verhogen en je capaciteiten maximaliseren
C= Compensatie
71
Q

Wat betekend werkroltransitie?

A

Verandering van baan en hoe de loopbaan bepaald word

72
Q

Welke 4 fases heeft de transitiecyclus van Nicholson?

A
  1. Voorbereiding; Verwachtingen over toekomstige baan
  2. Confrontatie:
  3. Aanpassen
  4. Stabilisatie

Verschillen van elkaar maar zijn wel afhankelijk.

73
Q

Wat betekent socialisatie?

A

leren presteren op manieren die geschrikt worden geacht, goede relaties met anderen aangaan,