Hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

Religie in de 16e eeuw

A

Religie werd in de 16e eeuw gezien als cohesie bevorderend (dit was de tijd van godsdienstenoorlog) religie polariseert ook enorm (onenigheid tussen mensen/religies) cohesie = verbondenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geweldsmonopolie

A

Systeem waarin uitsluitend de staat, door middel van de politie of het leger, het recht heeft om geweld toe te passen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Belastingsmonopolie

A

Belastingmonopolie is het alleenrecht om belastingen te heffen. Een staat wordt door concrete taken en uitgaven gedwongen geld uit hun gebied te halen, dit doet zij onder andere door beslag te leggen op de economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sociale cohesie, institutie en cultuur

A

social cohesie: verbondenheid tussen mensen

cultuur: alles dat door mensen is gemaakt of bedacht
waarden, opvattingen en voorstellingen (immaterieel)
uitdrukkingsvormen zoals symbolen/gebouwen (materieel)

sociale instituties: geheel van regels die het gedrag binnen een groep beperkt (familie, vrienden, media, overheid, etc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke kernconcepten worden gebruikt bij de ontwikkeling rondom religie en binding?

A

hierbij word sociale cohesie, cultuur en sociale institutie gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sociale cohesie

A

Mensen voelde zich verbonden met elkaar omdat ze in hetzelfde geloofden (religie). Sociale cohesie is een soort bindmiddel van een samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cultuur

A

Cultuur zorgt voor binding tussen mensen omdat mensen dezelfde waarden en normen met elkaar delen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociale institutie

A

Het gedrag van mensen in het ‘‘sociale leven’’ kent regels. Christenlijke normen rond geboorte, huwelijk en dood. Het huwelijk word gezien als een sociale institutie (overspel is niet normaal).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe vormt een natie zich?

A

gebrek aan cohesie > conflict > maken van naties > natievorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Definitie van een natie

A

Het ‘‘gevoel’’ van verbondenheid (cohesie) binnen een staat (nederlanders onder elkaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nationale identiteit

A

Dit is het beeld van Nederlanders die zichzelf als ‘‘een Nederlander’’ beschouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Definitie van een staat

A

een staat is een politieke institutie

kenmerken: er is soevereiniteit, stuk grond, gewelds/belastingmonopolie en een volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly