hoofdstuk 6 - rationaliteit en bureaucratie Marx Weber Flashcards

1
Q

bureaucratie

A

cratie = regeren,
het bureau regeert
politiebureau, belastingbureau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

modernisering

A

steeds moderner worden.
door de modernisering kwam rationalisering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rationaliteit

A

nadenken over hoe je iets doet.
alles wordt op een rationele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerken van bureaucratie

A
  1. Standaardisatie
  2. Formalisering
  3. Centralisatie
  4. Depersonalisatie
  5. Hiërarchieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Standaardisatie

A

Elk persoon word op de zelfde manier en zelfde regels behandeld. Zorgt voor consistentie en voorspelbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Formalisering

A

Alles word formeel vast gelegd, het beschrijven en uitleggen waarom iets op een bepaalde manier word gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Centralisatie

A

Beslissingen en macht zijn geconcentreerd op een centraal punt binnen de organisatie
Hogere niveaus van de hiërarchie hebben meer controle over besluitvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Depersonalisatie

A

Personen worden gezien als vervulbare rollen binnen het systeem
Beslissingen worden gemaakt obv regels en procedures

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Depersonalisatie

A

Personen worden gezien als vervulbare rollen binnen het systeem
Beslissingen worden gemaakt obv regels en procedures

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hiërarchie

A

Lagere niveaus ondergeschikt zijn aan hogere niveaus. Elke functie heeft een duidelijke plek binnen deze hiërarchische structuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly