Hoofdstuk 6 Flashcards
Aftrekposten
Bepaalde kosten die je op je inkomen in mindering mag brengen, zodat je minder belasting hoeft te betalen. Bijvoorbeeld de hypotheekrente
Belastbaarinkomen
Het inkomen waar de belasting over berekent wordt
Bijtelling
Bedrag dat je bij je inkomen moet optellen als je een auto van de zaak ook privé gebruikt
Eigenwoningforfait
Bedrag dat je bij je inkomen moet optellen als je een eigen huis bezit
Inkomstenbelasting
Belasting die iedereen over zijn privé inkomen moet betalen
Fictiefrendement
Het rendement dat je volgens de overheid hebt op je spaargeld of belegging
Heffingskorting
Een korting op het bedrag dat je aan inkomstenbelasting moet betalen
Heffingsvrij vermogen
Het eerste deel van je vermogen waarover je geen belasting hoeft te betalen
Progressief belastingtarief
Het belastingpercentage wordt hoger naarmate het inkomen toeneemt
Vermogen
Het totaal van al je spaargeld en beleggingen na aftrek van je schulden
Vermogensrendementsheffing
Belasting in box 3 over inkomen uit vermogen, zoals spaargeld en beleggingen
Actieven
Mensen met betaald werk
Denivellering
De verschillen tussen de inkomens worden in verhouding groter
Nivellering
De verschillen tussen de inkomens worden in verhouding kleiner
Motorrijtuigenbelasting
Wegenbelasting. Belasting die je betaalt voor het bezit van een auto