Hoofdstuk 6 Flashcards

1
Q

Gebieden zonder bloed-hersenbarriére

A

hypofyse (afgifte hormonen)
Area postrema in de medulla (detecteert toxische substanties)
pijnappelklier (dag/nacht cyclus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Agonist

A

stof die het effect van een neurotransmitter verhoogt of nabootst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Psychoanapleptica

A

substanties die psychologische functies stimuleren (Antidepressiva en stimulerende middelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Psycholeptica

A

substanties die psychologische functies inhiberen. (sedatieve middelen, antipsychotica/neuroleptica) werken op GABA receptor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Psychodysleptica

A

substatnies die psychologische functies disorganizeren. (verdovende pijnstillers en hallucinogenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cocaïne werking

A

Dopamine agonist (blokkeren heropname van dopamine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Amfetamiine werking

A

Norepinefrine en Dopamine agonist (stimuleren afgifte en blokkeren heropname van NE en DA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

amfetamine-achtige stoffen

A

Ritalin, ICE, crystal meth, MDMA of XTC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Antipsychotica

A

werken als Dopamine antagonisten door de receptor te bezetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

GABA

A

inhiberend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

disinhibitie theorie

A

Alcohol beïnvloed beoordelingsvermogen en maken van (rationele) beslissingen (frontale cortex),
maar laat (subcorticale) instinctieve gedragingen intact (agressie, verlangen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

theorie van Behavioral myopia

A

Neiging om alleen te reageren op (een beperkt aantal) acute en prominente prikkels, terwijl minder acute prikkels en gevolgen van acties worden genegeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Theorie van Aangeleerd gedrag

A

Gedrag tijdens drugsgebruik is deels aangeleerd en context-afhankelijk (beïnvloed door cultuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

‘Wanting-and-liking’ theorie

A

Met herhaaldelijk gebruik van drugs neemt de drang om het gebruik toe ‘wanting’, maar het genot dat wordt verwacht neemt af ‘liking’.
Daarbij hoort sensitisatie van mesolimbisch dopaminerge systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A