Hoofdstuk 5: python strings Flashcards

1
Q

op welke 2 manieren kan je de tekens in een string indexeren + vb met 4 tekens

A

met een bereik van 0 tot -1 lengte van de string

of met een bereik van -lengte van de string tot -1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn escape characters en wat doen ze

A

da zijn tekens die altijd beginnen met een \ en die zorgen voor bepaalde functies in de code

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

op welke 3 manieren kan je strings over meerdere lijnen laten gaan

A

door op het einde van de regel een \ te plaatsen

door de string tussen “”” of ‘’’ zetten

of door de \n te gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

standaardvorm van indexering/slicing + geef de standaard voor de argumenten

A

variabele[start:stop:step]

start = standaard 0

stop = standaard len()

step = standaard 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

standaardvorm van indexering/slicing + geef de standaard voor de argumenten

A

variabele[start:stop:step]

start = standaard 0

stop = standaard len()

step = standaard 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is er speciaal in een string en wat kan je daaraan doen

A

je kan de string zelf nooit veranderen

+ als je toch die wilt veranderen dan moet je de string opsplitsen en daartussen de gewenste verandering maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat doet ord(char) en chr(code)

A

ord(‘A’) geeft de code van het overeenkomstige teken dus hier 65

chr(97) geeft het teken van de overeenkomstige code dus hier a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly