Hoofdstuk 1: Inleiding Flashcards

1
Q

welke van de 3 soorten instructies is dit + wat is het + wat betekenen die hokjes?

A

sequentie + een opeenvolging van verschillende stappen + dat kan een andere (of dezelfde) soort instructie zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke van de 3 soorten instructies is dit + wat is dit

A

selectie + een keuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke van de 3 soorten instructies is dit + wat is het?

A

iteratie + een lus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een waarde en een type in python

A

een waarde kan een getal of een woord of zin zijn en een type geeft aan wat voor soort waarde het is (dus een getal of een zin bv)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de omschrijving van het type int(

A

het is een (positief of negatief) geheel getal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de omschrijving van het type float(

A

het is een (positief of negatief) decimaal getal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de omschrijving van het type bool(

A

dat is een boolean (dus true of false)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de omschrijving van het type str(

A

dat is een string (test tussen ‘ ‘)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe weet je het type van een waarde

A

door te typen type( ) met tussen de haakjes de waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is een variabele + vb

A

een variabele is een naam die je geeft aan een waarde (bv getal = 17)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn 2 belangrijke dingen bij variabelen

A

dat ze hoofdlettergevoelig zijn en dat je best betekenisvolle namen gebruikt voor verwarring te minimaliseren en dat python het zeker begrijpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een uitdrukking

A

een uitdrukking of expressie is een combinatie van operatoren, waarden en variabelen die een waarde als resultaat geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is er speciaal bij de / en // rekenkundige operator

A

de / staat voor de deling. die geeft altijd een decimale waarde (dus float) als resultaat
de // staat voor de gehele deling. die geeft altijd een gehele waarde als resultaat. als je de int( neemt van die berekening van de gewone deling dan kom je hetzelfde uit als bij de //

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat betekent de % rekenkundige operator

A

dat betekent de rest bij deling door. dus als je 2 argumenten deelt heeft die deling altijd een rest, die rest is de waarde die bij % gegeven wordt als resultaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat betekent de rekenkundige operator **

A

dat betekent tot de macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef de evaluatievolgorde voor uitdrukkingen

17
Q

wat zijn compacte toekenningsoperatoren + vb

A

dat zijn verkorte versies van operatoren waarbij een waarde verandert, die alleen werken als de variabele waaraan je een toekenning wil doen al een waarde bevat bv. x += y ( dus x = x + y ) of
x //= y
( dus x = x // y )

18
Q

geef de logische/boolean operatoren en hun omschrijving

19
Q

wat betekenen de logische operatoren not, or en and

A

not geeft het omgekeerde, or geeft true als minstens één van de twee true is en and geeft true als alle twee true is

20
Q

wat betekenen de string operatoren + en *

A

+ is het samenvoegen van tekst
* is het herhalen van tekst

21
Q

wat zijn conversies

A

dat zijn functies (bv str(x) ) die uitdrukkingen (hier x) converteren (bv string( 567 ) wordt ‘567’

22
Q

welke 2 soorten commentaar heb je

A

je hebt lijncommentaar dat begint met een # en eindigt op het einde van de lijn
en je hebt blokcommentaar dat start en eindigt met “””