Hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

Wat zijn stereotypes?

A

in geheugen opgeslagen, georganiseerde en vereenvoudigde verzameling kennis over een groep personen (gestructureerd geheel van elementen en logische relaties hiertussen)

= een soort theorie over een groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is zelfstereotypering?

A

Zichzelf eigenschappen toeschrijven op basis van hun stereotype over hun eigen groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke informatie bevat elk stereotype?

A
  1. Declaratieve kennis
  2. Affectieve reacties
  3. Normatieve verwachtingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat impliceert de definitie van stereotypes niet?

A
  • stereotypes zijn een over-vereenvoudiging
  • stereotypes omvatten alleen een negatief affectief component
  • stereotypes zijn foutief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zei Van oudsher over stereotypes?

A

Dat ze zeer weerbarstig zijn (moeilijk te veranderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is discriminatie?

A

een globale evaluatieve reactie tegenover een groep mensen; mensen worden op basis van hun lidmaatschap anders behandelt dan mensen die tot andere groepen behoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zijn stereotypes moeilijk te bestuderen?

A

ja, omdat ze coverte gedragingen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe zijn stereotypes te meten?

A

Met de impliciete associatietest ( Greenwald et al. , 1998)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hein et al. 2011

A

Zien studenten orthopedagogie mensen met/zonder mentale handicap anders?
- Werden voor hun computer gezet en moesten 4 taken uitvoeren
Taak 1: toetsen en foto’s (mentale handicap of niet?)
Taak 2: toetsen en positieve/negative woorden
Taak 3: een toets voor negatief/mentale handicap & andersom
Taak 4: een toets voor positief /mentale handicap & andersom

Verschil tussen taak 3 & 4 belangrijk want hoe meer ze ermee akkoord gaan, hoe makkelijker het is om zich aan te passen aan de toetsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Van waar komen stereotypes vandaan? [3]

A
  1. categorisering als eigenschap van informatieverwerking
  2. Opbouwen van gunstig zelfbeeld
  3. Het in stand houden van maatschappelijke status quo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe komen stereotypes van “categorisering als eigenschap van informatieverwerking”?

A
  • Veel informatie dat we moeten opnemen/onthouden en daarom categoriseren we alles
  • wanneer we elementen categoriseren, dan vergroten we verschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe komen stereotypes van “opbouwen van gunstig zelfbeeld”?

A
  • meeste mensen streven naar positief zelfbeeld (positieve sociale identiteit)
  • iedereen categoriseren in “ingroep” en “uitgroep”
  • ingroep favoritisme
  • om zelfbeeld te verbeteren, uitgroep naar beneden halen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe komen stereotypes van “Het in stand houden van maatschappelijke status quo”?

A
  • er zijn stereotypes die strategisch worden gekoesterd, omdat ze bestaande maatschappelijke verhoudingen rationaliseren en rechtvaardigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is naïef realisme?

A

de neiging om te denken dat waargenomen werkelijkheid de objectieve werkelijkheid is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe beïnvloeden stereotypes de verwerking van informatie over andere personen?

A

Stereotypes beïnvloeden:
1. welk gedrag mensen waarnemen
2. hoe ze informatie aanvullen
3. hoe ze gedrag verklaren
4. welke gevolgtrekkingen ze uit gedrag maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Plant et al. 2004

A

Toonden aan dat stereotypes het gedrag dat mensen waarnemen kunnen beïnvloeden

Deelnemers werden foto’s laten zien en moesten de gezichtsuitdrukkingen beschrijven
- Mannen meer “boosheid” en vrouwen meer “verdriet” en dit gaat ook samen met stereotypes over mannen en vrouwen.

17
Q

Duncan, 1976

A

Toonde effect van stereotypes op waarneming van gedrag

Deelnemers kregen video te zien waarin zwarte man blanke man duwde of omgekeerd
- 73% van deelnemers die zwarte man zagen duwen rapporteerde agressie
- 13 % van deelnemers die blanke man zagen duwen rapporteerde agressie

18
Q

Dunning en Sherman, 1997

A

Toonde aan dat stereotypen sturen hoe mensen informatie aanvullen.

Deelnemers kregen in fase 1 een dubbelzinnige beweringen voorgelezen en in fase 2 kregen ze meer beweringen voorgelezen en moesten ze dan aangeven of ze die al in fase 1 hadden gehoord (letterlijk).

  • afhankelijke variabele is percentage foutieve herinneringen
  • meer valse herinneringen bij stereotypeconsistente beweringen
19
Q

Feldman Barret et al. , 2009

A

Toonde aan dat stereotypes bepalen hoe mensen gedrag verklaren

Deelnemers kregen foto’s te zien van mannen en vrouwen met dezelfde gezichtsexpressie en moesten in ronde 2 verklaringen geven over waarom ze er zo uitzagen.

  • meer extreme verklaringen met man gelinkt dan vrouw
20
Q

Wat is assimilatie [ivm stereotypes]

A

de geobserveerde gedragingen gaan akkoord met onze stereotypes en onze beoordelingen worden daar dan op gebaseerd

21
Q

Arbuckle and Williams, 2003

A

Toonde aan dat assimilatie een rol speelt in hoe stereotypes bepalen hoe we mensen beoordelen

Stem van vrouw gebruikt en deelnemers werden gezegd dat het een jonge/oude man/vrouw was en moesten de prof dan beoordelen.
- hogere beoordelingen voor “jongere” prof
- hogere beoordelingen voor “mannelijke” prof

22
Q

Biernat et al. 1991

A

Toonde het effect van normatieve verwachtingen van stereotypes op de beoordelingen van mensen

Deelnemers kregen fotos van mannen en vrouwen te zien en moesten beoordelen wie succesvoller was en wie meer verdiende
- mannen verdiende meer maa vrouwen succesvoller

23
Q

Gabriel and Banse, 2006

A

Onderzochten of stereotypes overt gedrag mee kunnen bepalen. (onderzochten of mensen in verschillende maten bereid waren om iemand te helpen die zich manifesteerde als homoseksueel of hetereseksueel)

Deelnemers werden gebeld door iemand die in autopech stond en die z’n laatste belminuten had gebruikt voor hun
deelnemers werden gevraagd of ze hun gesprekspartner voor hen konden bellen
- Het geslacht van de beller werd gevarieerd en het geslacht van hun partner
- Heteroseksuele hulpvragers kregen vaker hulp

24
Q

Hebl et al. 2002

A

Studenten werden rond texas gestuurd met oftewel een t-shirt “texan and proud” of “gay and proud” en moesten proberen solliciteren.
- homoseksuele kandidaten werden formeel niet gediscrimineerd (kregen evenveel kansen als de andere)
- MAAR homoseksuele sollicitant werd minder gunstig benadert in het informeel gesprek