hoofdstuk 5 Flashcards
1
Q
November
A
november
2
Q
Oktober
A
oktober
3
Q
100 grams
A
ons, het
4
Q
harvest, the
A
oogst, de
5
Q
open
A
open
6
Q
old cheese, the
A
oude kaas, de
7
Q
about
A
over
8
Q
pancake, the
A
pannenkoek, de
9
Q
capsicum, pepper, the
A
paprika, de
10
Q
excuse me, sorry
A
pardon
11
Q
the pear
A
peer, de
12
Q
per
A
per
13
Q
to pay by card
A
pinnen
14
Q
pizza, the
A
pizza, de
15
Q
plastic bag, the
A
plastic zak, de
16
Q
half a kilo (500 g)
A
pond, het
17
Q
wallet, the
A
portemonnee, de
18
Q
price, the
A
prijs, de
19
Q
right
A
rechts
20
Q
rice, the
A
rijst, de
21
Q
roll, the
A
rol, de
22
Q
red
A
rood
23
Q
minced beef, the
A
rundergehakt, het
24
Q
boring
A
saai
25
sauce, the
saus, de
26
September
september
27
orange soda, the
sinas, de
28
lettuce, the
sla, de
29
snack, the
snack, de
30
soup, the
soep, de
31
some
sommige
32
spaghetti, the
spaghetti, de
33
ginger cookie, the
speculaas, de
34
bacon, the
spek, het
35
French bread, the
stokbrood, het
36
later
straks
37
piece, the
stuk, het
38
supermarket, the
supermarkt, de
39
bag, the
tas, de
40
little bag, the
tasje, het
41
toilet paper, the
toiletpaper, het
42
tomato, the
tomaat, de
43
till
tot
44
total
totaal
45
second
tweede
46
exit, the
uitgang, de
47
invitation, the
uitnodiging, de
48
starting at
vanaf
49
to forget
vergeten
50
fourth
vierde
51
fifth
vijfde
52
custard pudding, the
vla, de
53
meat, the
vlees, het
54
meat products, the
vleeswaren, de
55
whole wheat bread, the
volkorenbrood, het
56
detergent, the
wasmiddel, het
57
wash softener, the
wasverzachter, de
58
to weigh
wegen
59
wine, the
wijn, de
60
shop, de
winkel, de
61
to become
worden
62
sausage, the
worst, de
63
carrot, the
wortel, de
64
yogurt, the
yoghurt, de
65
bag, the
zak, de
66
dairy products, the
zuivel, de
67
heavy
zwaar
68
offer, the
aanbieding, de
69
dishwashing detergent, the
afwasmiddel, het
70
all
alle
71
apple, the
appel, de
72
April
april
73
August
augustus
74
to understand
begrijpen
75
to been known for
bekendstaan om
76
to pay
betalen
77
beer, the
bier, het
78
almost
bijna
79
can, the
blik, het
80
grocery, the / message, the
boodschap, de
81
bean, the
boon, de
82
broccoli, the
broccoli, de
83
bread, the
brood, het
84
potato chips, the
chips, de
85
chocolate, the
chocola, de
86
coca cola, the
cola, de
87
December
december
88
third
derde
89
freezer, the
diepvries, de
90
first
eerste
91
February
februari
92
party, the
feest, het
93
nice
fijn
94
soft drink, the
frisdrank, de
95
fruit, the
fruit, het
96
go ahead
ga uw gang
97
corridor hall, the
gang, de
98
weight, the
gewicht, het
99
gram, the
gram, het
100
for free
gratis
101
vegetable, the
groente, de
102
big
groot
103
chocolate sprinkles, the
hagelslag, de
104
to help
helpen
105
household product, the
huishoudartikel, het
106
ice cream, the
ijs, het
107
entrance, the
ingang, de
108
marmalade, the /jam, the
jam, de
109
January
januari
110
having your birthday
jarig
111
young matured cheese
jong belegen kaas, de
112
young cheese
jonge kaas, de
113
July
juli
114
June
juni
115
cheese, the
kaas, de
116
cash register, the
kassa, de
117
kilo, the
kilo, de
118
cookie, the
koekje, het
119
cucumber, the
komkommer, de
120
to buy
kopen
121
discount card, the
kortingskaart, de
122
crate, the
krat, het
123
rather
liever
124
to be located
liggen
125
list, the
lijstje, het
126
left
links
127
litre, the
liter, de
128
March
maart
129
corn, the
mais, de
130
market, the
markt, de
131
to take along
meenemen
132
more
meer
133
multi grain bread, the
meergranenbrood, het
134
May
mei
135
milk, the
melk, de
136
muesli, the
muesli, de
137
next to
naast
