Hoofdstuk 4 - Stress, biopsychosocial factors and illness Flashcards

1
Q

Social support

A

Sociaal support:

Het waargenomen comfort, verzorging, achting of hulp die een individu ontvangt van andere mensen of groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Buffer hypothesis

A

Bufferhypothese:

De blik dat de gezondheidsvoordelen van sociaal support komen vanuit het reduceren van de negatieve gezondheidseffecten van hoge stress niveaus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Direct effect hypothesis

A

Direct effect hypothese:

]De blik dat de gezondheidsvoordelen van sociaal support groeien ongeacht of mensen hoge of lage niveaus van stress ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stress prevention model

A

Stresspreventiemodel:

De blik dat de gezondheidsvoordelen van sociaal support komt vanuit het ons helpen het optreden van stressoren te vermijden of te minimaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Personal control

A

Persoonlijke controle:

Het gevoel dat mensen hebben dat zij besluiten kunnen nemen en actie kunnen ondernemen om gewenste gebeurtenissen te produceren en ongewilde gebeurtenissen te vermijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Behavioral control

A

Gedragscontrole:

Een vorm van persoonlijke controle die betrekking heeft op de mogelijkheid om de impact van stressoren te verminderen door concrete actie te ondernemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cognitive control

A

Cognitieve controle:

Een vorm van persoonlijke controle die betrekking heeft op de mogelijkheid om de impact van een stressor te verminderen door gebruik te maken van gedachteprocessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Locus of control

A

Locus of control:

Een algemene overtuiging dat mensen hebben over de oorzaken van gebeurtenissen in hun leven - of de oorzaken binnen of buiten hun controle zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Self-efficacy

A

Zelfeffectiviteit:

De overtuiging van mensen dat zij kunnen slagen in iets dat zij willen doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Learned helplessness

A

Aangeleerde hulpeloosheid:

Een conditie van apathie of inactiviteit dat resulteert uit herhaalde ervaringen met onvermijdelijke stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hardiness

A

Taaiheid:

Een reeks van persoonlijkheidseigenschappen dat individuen in staat stelt stress te weerstaan en niet te bezwijken aan de negatieve gezondheidsaspecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Type A behavior pattern

A

Type A gedragspatroon –> een gedrag of emotionele stijl gekarakteriseerd door hoge niveaus van concurrentievermogen, tijdsurgentie en boosheid of vijandigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Type B behavior pattern

A

Type B gedragspatroon –> een gedrag of emotionele stijl gekarakteriseerd door lage niveaus van concurrentievermogen, tijdsurgentie en boosheid of vijandigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Coronary Heart Disease (CHD)

A

Coronaire hartziekte (CHD):

Een klasse van ziekten dat komt wanneer een vernauwing of blokkade van de kransslagaderen de bloedtoevoer naar de hartspier (myocardium) beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Psychoneuroimmunology

A

Psychoneuroimmunologie:

Een studieveld dat zich richt op relaties tussen psychosociale processen en functioneren van zenuw-, endocriene- en immuunsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Psychophysiological disorders

A

Psychofysiologische afwijkingen:

Fysieke symptomen of ziekten voortkomend uit een combinatie van psychosociale en fysiologische processen

17
Q

Ulcers

A

Maagzweren:

Een psychofysiologische afwijking waarbij wonden aan de maag of het bovenste gedeelte van de dunne darm betrokken worden

18
Q

Inflammatory bowel disease

A

Inflammatoire darmziekte:

Een psychofysiologische afwijking waarbij wonden aan de dunne of dikke darm betrokken worden

19
Q

Irritable bowel syndrome

A

Prikkelbare darm syndroom:

Een ziekte van het spijsverteringsstelsel met symptomen van pijn, diarree en constipatie - maar geen bewijs van orgaanafwijking

20
Q

Asthma

A

Astma:

Een psychofysiologische afwijking van het ademhalingssysteem waarin bronchiale ontstekingen en spasmen leiden tot episodes van moeilijk ademen