Hoofdstuk 4: begeleiden van gedragsverandering Flashcards
Geef de omschrijving van ‘gedragsverandering’:
Gedragsverandering begeleiding wilt zeggen (ongewenst) gedrag zodanig beïnvloeden tot er gewenst gedrag ontstaat.
Geef de stappen weer van gedragsverandering
7 stappen
1) doelgedrag omschrijven
2) uitvoeren van een taakanalyse
3) opstellen van een basislijn
4) keuze van technieken
5) keuze van hulpmiddelen
6) keuze van bekrachtigers
7) uitvoeren van de evaluatieprocedure
8) toepassen in het handelingsplan
geef de eerste stap van gedragsverandering weer:
1ste stap: doelgedrag omschrijven
Het gedrag dat je wilt aanleren, noemen we doelgedrag.
Doelgedrag wordt omschreven in termen van CONCREET WAARNEEMBAAR gedrag.
geef de tweede stap van gedragsverandering weer
2de stap: uitvoeren van een taakanalyse
Nieuw gedrag dat je wilt aanleren moet je eerst IN KLEINE DEELTJES SPLITSEN. Ze moeten zo klein zijn dat je ELK STUKJE KAN UITVOEREN (deelgedragingen) en dat DE BELONING binnen handbereik ligt.
Hoe gedetailleerder het doelgedrag, hoe gemakkelijker.
Met volgende aandachtspunten moeten we rekening houden:
• DEZELFDE VOLGORDE van stappen aanleren
o Duidelijk structuur voor de persoon
- Men mag pas OVERGAAN NAAR DE VOLGENDE STAP als de VORIGE STAP GEKEND is.
- Soms als het te lang duurt, moet je een stap TERUGGAAN.
- PERSOON AANMOEDIGEN door middel van verschillende bekrachtigers.
- GROOTTE van de stappen is aangepast op de MOGELIJKHEDEN van de CLIËNT.
• BEPALEN VAN DE WERKWIJZE:
o Wie leert het gedrag aan?
o Wanneer plan je het gedrag aan te leren?
o Hoe ga je dit aanbrengen?
o Wie volgt het gedrag op?
o Wanner volgt de evaluatie?
Soms kan je bepaald gedrag niet opsplitsen. Meestal is er dan een ander probleem. VOORTDURENDE AANMOEDIGING.
geef de derde stap van gedragsverandering weer
3de stap: opstellen van een basislijn
Bij het opstellen van een basislijn ga je na welke stappen de persoon al zelfstandig kan uitvoeren en welke stappen nog niet gekend zijn.
• Wat kan hij al zelfstandig?
• Wat kan hij niet?
Dit doe je door middel van een OBSERVATIE tijden de SPONTANE UITVOERING van het gedrag DAARNA GA JE DE BASISLIJN VERGELIJKEN MET DE TAAKANALYSE.
= DEFINITIEVE TAAKANALYSE
geef de vierde stap van gedragsverandering weer
3 definties
4de stap: keuze van technieken
Chaining is de techniek om de verschillende stappen uit de taakanalyse aaneen te schakelen tot 1 gedragspatroon (=doelgedrag)
Bij FORWARD CHAINING begin je met het aanleren van de eerste stap terwijl de volgende stappen gewoon doorlopen worden al of niet met behulp van de begeleider.
Bij BACKWARD CHAINING begint het met samen gewoon te doorlopen van de verschillende stappen. Tot aan de laatste stap, Deze stap wordt (eventueel met behulp van de begeleider) geoefend.
Vooral aangewezen bij kleinen kinderen en bij personen met een mentale handicap.
geef de vijfde stap van gedragsverandering weer
5de stap: Keuze van hulpmiddelen
• Fysieke hulp
o Geheel of gedeeltelijk
- Model-leren
- Voordoen van gedrag
- (audio-) visuele middelen
- Verbale hulp
- Praktische hulpmiddelen
Enkele aandachtspunten bij de keuze van de hulpmiddelen:
• Nooit MEER HULP GEVEN ALS NODIG baseren op de BASISLIJN.
• ALLE HULPMIDDELEN MOET JE COMBINEREN MET VERBALE HULP.
• Je bouwt de gegeven hulp af nadat de cliënt het doelgedrag 5 keer goed en zelfstandig uitvoert
o VERSCHILLEND VAN CLIENT TOT CLIENT.
• BELONEN IS BELANGRIJK (model-leren)
geef de zesde stap van gedragsverandering weer
2 definities
6de stap: keuze van bekrachtigers
AANMOEDINGEN = VORM VAN BELONEN! • Sociale beloningen • Materiële aanmoedigen • Aanmoedigende activiteiten • Combinatie van de beloningen
Als een bepaalde gedrag meteen AANGEMOEDIGD WORDT HOGERE kans dat het HERHAALD zal worden.
Aanmoedigen moet je ALTIJD EN ONMIDDELLIJK doen en dit GEDURENDE EEN LANGERE PERIODE.
HET VERBAND MOET OOK DUIDELIJK ZIJN TUSSEN HET GEDRAG EN DE AANMOEDIGING.
Er zijn verschillende vormen van aanmoedigen:
INTRENSIEKE BEKRACHTINGING zijn de negatieve en positieve gevolgen VOOR DE PERSOON ZELF die voortkomen uit ZIJN EIGEN GEDRAG.
+
• Positieve zelfversterkers: fier zijn op zichzelf, trots zijn
-
• Negatieve zelfversterkers: angst, bang zijn
EXTRINSIEKE BEKRACHTIGING zijn maatregelingen om personen duidelijk te maken dat ze gewenst of ongewenst gedrag vertonen. Dit zijn opvoedingsmiddelen die opvoeders min of meer bewust gebruiken om een bepaald doel te bereiken.
+
• Sociale aanmoedigen: schouderklopje, aaien, knuffel, knipoog
• Materiële aanmoedigen: snoep, geld, speelgoed
• Aanmoedigende activiteit: iets plezierigs doen
-
• Sociale verzwakkers: negeren, ‘waar kom je nu mee af?’
• Materiële verzwakkers: zakgeld inhouden
• Ontmoedigende activiteit: vervelende klusje opknappen.
Aandachtspunten bij de keuze van de bekrachtiger:
- INTRINSIEKE BEKRACHTIGING WERKT BETER DAN EXTRENSIEKE BEKRACHTIGING
- Bekrachtiging moet ZO SNEL mogelijk op het gewenste gedrag volgen.
- SOCIALE BEKRACHTIGERS ZIJN HET BESTE
- Altijd eerste een sociale beloning geven en eventueel daarna een materiële beloning.
- COMBINATIE maken van de verschillende bekrachtigers.
- Materiële beloners kan je gebruiken als de kinderen klein zijn of als de sociale beloningen niet werken.
- Bekrachtiger moet AANGEPAST ZIJN AAN DE PERSOON EN DE LEEFTIJD
geef de zevende stap van gedragsverandering weer
Belangrijk om stil te staan bij je handelen en welke effecten dit teweeg brengt.
• Is het DOELGEDRAG BEREIKT? o Nooit o Gedeeltelijk o Soms o Altijd
- Evaluatie van je WERKWIJZE
- Evaluatie van de INTERACTIE (opvoeder – cliënt)
- PLAN VOOR VERDERE BEGELEIDING VAN DE CLIENT
Enkele opmerkingen:
- Er is altijd een terugval na het eerste succes
- Ongewenste gedrag neemt vaak gedurende de eerste periode toe om daarna te verminderen.
- Rol van de groepsgenoten moet steeds bekeken worden.