Hoofdstuk 2: het agogisch kernschema Flashcards

1
Q

Geef de omschrijving van ‘agogie’:

A

Geplande verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de omschrijving van ‘agogiek’:

A

De leer van het ‘doen’ veranderen: mensen begeleiden/beïnvloeden tot verandering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef de omschrijving van een ‘agogisch werker’:

A

Een verzamelnaam voor alle beroepen (waaronder opvoeder/begeleider) waarin – methodisch én gericht op verandering – met mensen wordt gewerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de belangrijkste doelstellingen van de agogiek?

A

<b>WERKEN AAN VERANDERINGSPROCESSEN</b>
Een beoogde verandering is het doel van agogisch werken.

<b>HANDELEN</b>
Het aanzetten tot verantwoordelijk eigen handelen is een belangrijk doel.

<b>EMANCIPATIE</b>
Het doel van agogische handelen is de emancipatie van mensen, groepen en samenlevingsverbanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef de omschrijving van het agogisch proces:

A

Hiermee bedoelen we alles wat er beweegt en verandert met de hulpvrager, de beroepskracht en in de relatie tussen hen beiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef de omschrijving van agogische beïnvloeding

A

We spreken van agogische beïnvloeding als er, naast deze kenmerken, een vorm van interactie/communicatie is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Van wat hangen de middelen af van het agogisch proces?

A
MIDDEL HANGT AF VAN DE SOORT INTERACTIE MAAR OOK VAN DE MATE VAN VERANDERING 
<i>Mondeling
Schriftelijk
Audiovisueel
Massamedia</i>

zowel individueel als in groepsverband.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef de kenmerken van agogisch handelen:

7 kenmerken

A

De relatie tussen begeleider en de hulpvrager is OPZETTELIJK aangegaan en vindt zicht plaats binnen een PROFESSIONEEL KADER.

De hulpvrager is zich BEWUST VAN DE BEINVLOEDING

De hulpvrager wenst de beoogde verandering en stapt op VRIJWILLIGE BASIS in de relatie

Het uiteindelijke doel is het verbeteren van het PSYCHO-SOCIAAL WELZIJN veeleer dan het materiële en het lichamelijk welzijn.

Het professioneel werken met mensen wordt gedragen door een min of meer duidelijke VISIE OP DE MENS EN DE MAATSCHAPPIJ

Het is BEWUST, DOELGERICHT, SYSTEMATISCH EN PROCESMATIG handelen

De verandering/beïnvloeding is NIET WEDERZIJDS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef de moeilijkheden van agogisch handelen:

7 moeilijkheden

A

ACCEPTEREN van verandering

Veranderingsproces vraagt een INTENSIEVE BEGELEIDING

Om verandering te bekomen, is er SAMENWERKING, WISSELWERKING nodig

Agogisch werk is meer GERICHT OP DE PERSOON, die we begeleiden, dan op het probleem (MEER PROCES DAN PRODUCT GERICHT)

Begeleiding dient OP MAAT te gebeuren

Reacties zijn ONVOORSPEELBAAR

Begeleider moet beschikken over voldoende CREATIVITEIT, DURF, ERVARING EN IMPROVISATIE.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit: ‘methodisch werken is 1 van de belangrijkste middelen om een proces te begeleiden.

A
Men kan samen met de hulpvragers:
<i>Activiteiten kiezen
Samen beslissen
Samen voorbereiden
Samen plezier hebben
Samen nabespreken</i>
Dit proces biedt vele mogelijkheden tot:
<i>Samenwerken
Ontplooiing
Gedragsbeïnvloeding
Gedragsverandering.</i>

Het KERNSCHEMA IS BIJ IEDERE AGOGISCHE ACTIE bruikbaar met bv:
<i>Organiseren van een activiteiten namiddag
Werkwijze van een voorziening
Opstellen van een individueel handelingsplan</i>

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek de 1ste fase van het kernschema:

3 grote vragen

A

<u><b>ANALYSE VAN DE BEGINSITUATIE</b></u>

We leggen al vast WAT WE WETEN en proberen UIT TE ZOEKEN wat we nog meer te weten moeten komen om met de doelgroep in deze situatie te kunnen werken.

<b>→ WAT WEET JE VAN DE DOELGROEP OF HET INDIVIDU?</b>

We proberen een HELDER BEELD te krijgen van de DOELGROEP IN HET GEHEEL en van de mogelijk van ELK VAN DE INDIVIDUEN in de groep.

→ <b>WAT WEET JE OVER DE OMSTANDIGHEDEN?</b>

Hier worden de RANDVOORWAARDEN beschreven.

Beschikbaarheid van materialen

Financiële mogelijkheden

Materiele mogelijkheden

Accommodatie

Beschikbare belegleiders

Beschikbare tijd

Precieze situatie

En wat is MIJN invloed op de persoon of op de groep (EIGEN MOGELIJKHEDEN EN BEPERKINGEN)

<b>→ WAT IS HET PROBLEEM? WAT IS DE VRAAG?:</b>

Je gaat PRIORIEITEN vastleggen door een SELECTIE te maken en te bepalen aan WELK PROBLEEM EN/OF GEDRAG je nu wilt werken. Dit kan door een GOEDE OBSERVATIE.

Je omschrijft CONCREET HET PROBLEEM EN/OF GEDRAG DAT JE WILT AANPAKKEN. Dit doet je heel gedetailleerd en objectief:

Over welk gedrag gaat het?

Het fel is het?

Hoe lang duurt het?

Hoe vaak komt het voor?

Hoe werkt het ervaren voor de cliënt en de andere betrokkenen?

Wat zijn de gevolgen?

HET RESULTAAT IS VAAK DE HULPVRAAG VAN DE CLIENT!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg uit wat een doelstelling is:

A

Een doelstelling is de concrete beschrijving is de concrete beschrijving van het gewenste eindresultaat van een handeling of een gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

leg uit wat een hoofddoel is:

A

De hoofddoelstelling is algemeen opgesteld en geeft aan in welke richting er moet gewerkt worden. Wat wordt er nagestreefd op langer termijn? Wat is het einddoel dat je wilt bereiken?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit wat een tussendoel is:

A

Tussendoelen zijn TUSSENSTAPPEN naar het uiteindelijke hoofddoel. Ze zijn GEMAKKELIJKER TE BEREIEKEN EN OOK OP EEN KORTE TERMIJN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg uit wat een werkdoel is:

A

Je kan nog kleinere en concretere doelen formuleren waar je naartoe gaat werken en die je verwacht te bereiken. Dit zijn werkdoelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg de 2de fase van het agogisch kernschema uit:

doelbepaling, keuze van middelen, praktische uitvoering

A

PLANNINGSFASE

Deze fase bestaat uit 3 VERSCHILLENDE STAPPEN:
• Stap 1: doelbepaling
• Stap 2: keuze van de middelen
• Stap 3: organisatie

3.2.1. Stap 1: doelbepaling: wat wil ik bereiken?
Je gaat na WELKE DOELSTELLING JE MET DEZE ACTIVITEIT WILT BEREIKEN.

Een doelstelling is de concrete beschrijving is de concrete beschrijving van het gewenste eindresultaat van een handeling of een gedrag.

  • Wat is het hoofddoel?
  • Wat zijn de tussendoelen, de werkdoelen?
  • Zijn er individuele en/of groepsdoelen?

ELKE HANDELING DIE WE STELLEN HEEFT EEN DOEL. We geven aan in WELKE richting er gewerkt moet worden.

3.2.1.1. Het belang van doelen
Methodisch handelen is DOELGERICHT. Het is belangrijk dat we VAN TERVOREN DUIDELJK VAST TE STELLEN EN VAST TE LEGGEN omdat:
• Richting geeft aan je handelen
• Zin geeft aan je handelen
• Proces controleerbaar maakt
• Overdracht naar anderen vergemakkelijkt
• Evaluatie mogelijk maakt

3.2.1.2. Soorten doelen
Er is een RANGORDE VAN DOELEN: HOOFDOELEN – TUSSENDOELEN – WERKDOELEN.

→	Hoofddoelen
De hoofddoelstelling is algemeen opgesteld en geeft aan in welke richting er moet gewerkt worden. Wat wordt er nagestreefd op langer termijn? Wat is het einddoel dat je wilt bereiken? 
Het is een GOEDE VERTREKBASIS. 
•	Persoonlijke redzaamheid bevorderen
•	Inzicht in sociaal gedrag vergroten
•	Kwaliteitsvolle opvang bieden

→ Tussendoelen
Om de hoofddoelstelling uiteindelijk te kunnen halen kunnen we het beste een aantal meer concrete doelen stellen die in de tussenliggende tijd gehaald moeten worden. Dit zijn de tussendoelen.
Tussendoelen zijn TUSSENSTAPPEN naar het uiteindelijke hoofddoel. Ze zijn GEMAKKELIJKER TE BEREIEKEN EN OOK OP EEN KORTE TERMIJN.
• Werken aan zelfstandigheid bij eten, drinken en aankleden
• Spelactiviteiten aanbieden om te leren samenspelen
• Ouders betrekken bij het opvanggebeuren

→ Werkdoelen
Je kan nog kleinere en concretere doelen formuleren waar je naartoe gaat werken en die je verwacht te bereiken. Dit zijn werkdoelen.
Werkdoelen kunnen op allerlei domeinen geformuleerd worden:
• Persoonlijke redzaamheid (zindelijkheid, kleding)
• Huiselijke redzaamheid (maaltijden bereiden, hygiëne)
• Maatschappelijke redzaamheid (openbaar vervoer)
• Schoolse vaardigheden (gebruik van geld, lezen)
• Dagbesteding (zelfstandigheid, werkvaardigheden)
• Vrijetijdsbesteding (groepsactiviteiten)
• Sociale aanpassing (onafhankelijkheid, relaties)
• Omgang met ouders en familie (houding, contacten)

3.2.1.3. Het formuleren van werkdoelen

→ Specifiek
Omschrijf heel concreet welk gedrag je wilt zien. Geef antwoorden op de vragen: wie, wat en waarom. - CONCREET WAARNEEMBARE HANDELINGEN.

→ Meetbaar
Doelstelling maak je meetbaar door aan te geven hoe vaak het gewenste gedrag gesteld moet worden  HOEVEELHEDEN, TIJDSDUUR, AANTALLEN.
Als je je doelstelling goed formuleert in het begin is het gemakkelijk om deze achteraf goed te EVALUEREN of je je doelstelling hebt bereikt.

→ Aanvaardbaar
Wordt de doelstelling door ALLE BETROKKENEN AANVAARD?

→ Realistisch
• Is de doelstelling haalbaar?
• Kunne we ze bereiken met aanvaardbare inspanningen?
• Heeft de cliënt voldoende vaardigheden om de doelstelling te halen?
• Heb je als begeleider voldoende vaardigheden om het veranderingsproces aan te sturen?
Als een doelstelling TE MOEILIJK IS, is de doelstelling NIET MEER REALISTISCH. Je moet je de doelstelling onderverdelen in kleinere onderdeeltjes waardoor het wel haalbaar wordt om ze 1 voor 1 te bereiken.

→ Tijdsgebonden
• Wanneer start je?
• Wanneer wil je het afgerond hebben?
Het opstellen van een TERMIJN behoedt je voor het uitstellen. En het stimuleert je voor te EVALUEREN.
!!! NIET ALLE DOELSTELLING ZIJN TERMEN VAN CONCREET WAARNEEMBAAR GEDRAG. VOORAL DOELSTELLINGEN VAN DYNAMISCH-AFFECTIEF VLAK ZIJN MOEILIJK TE CONCRETISEREN.  ALGEMENE FORMULERING HOUDEN.

3.2.2. Keuze van middelen
Hier ga je bepalen WELKE MIDDELEN je nodig hebt om JE DOEL TE BEREIKEN.

  • Activiteiten
  • Gespreksvormen
  • Inschakelen van een deskundige

Je moet wel opletten dat je MIDDELEN AANSLUITEN BIJ DE BEHOEFTEN VAN JE DOELGROEP, INTERESSES EN MOGELIJKHEDEN.
Afhankelijk van de SITUATIE wordt het beste middel gekozen.

→ Verschillende factoren bepalen deze keuze?

•	BEGINSITUATIE van de groep
o	Grootte
o	Kenmerken
o	Mogelijkheden
o	grenzen
•	Het te bereiken DOEL op VERSCHILLENDE VLAKKEN
o	Cognitief
o	Dynamisch-affectief
o	motorisch
•	INHOUD/ THEMA/ ONDERWERP
•	KENMERKEN VAN DE BEGELEIDER
o	Ervaring
o	Karakter
o	Deskundigheid
o	Beperkingen
o	Persoonlijkheid
o	kwaliteiten

• MOGELIJKHEDEN EN VOORKEUREN VAN DE CLIENT ZELF

•	PRAKTISCHE EN MATERIELE FACTOREN
o	Tijdsduur
o	Financiële mogelijkheden
o	Beschikbare accommodatie
o	Aanwezige hulpmiddelen
o	Aantal begeleiders

3.2.3. Stap 3: de praktische organisatie: Hoe ga ik het doen?
Hier bekijken we DE WEG WAARLANGS we ons DOEL WILLEN BEREIKEN:

  • Maken van een TIJDSPLANNING
  • WERKVORM kiezen
  • GROEPSINDELING en TAAKPLANNING
  • Bepalen hoeveel BEGELEIDERS je nodig hebt
  • KOSTENRAMING
  • Kijken naar het BESCHIKBAAR MATERIAAL en ACCOMMODATIE
17
Q

Leg de 4de fase van het agogisch kernschema uit:

A

EVALUATIE

Hier ga je ook methodisch te werk door het stellen van EVALUATIEVRAGEN:
• Is de beginsituatie goed ingeschat?
• Is het doel bereikt?
• Waren de middelen goed gekozen?
• Hoe verliep de uitvoering?
• Wat gaan we de volgende keer anders doen?
Evalueren gebeurt TIJDENS de actie maar ook er NA.

Evalueren kan je ALLEEN DOEN of IN GROEP.
Er worden criteria uit het PLANNINGSFORMULIER gebruikt:
• Hoe gaat het?
• Hoe is het gegaan?
• In hoeverre is ons doel bereikt?
• Wat werkte mee?
• Wat werkte tegen?
• Wat kan ik de volgende keer anders doen?
• Wat kan ik eruit leren voor de toekomst?

Een tussentijdse evaluatie gebeurt tijdens het proces.

Een eindevaluatie gebeurd van het doorlopen van het kernschema.

Evalueren kan op VERSCHILLENDE MANIEREN GEBEUREN:
•	Observeren
•	Individueel of in team
•	Mondeling of schriftelijk
•	Vragenlijst
•	Creatieve vormen
o	Collega
o	Spel
o	Tekening

Evalueren is GEEN DOEL op zich maar biedt informatie om VERBETERINGEN door te voeren in de aanpak en de uitvoering.
Het evaluatieverslag kan opgemaakt worden door aan de hand VOOROPGESTELDE RICHTLIJNEN OF EEN APART EVALUATIEFORMULIER.

18
Q

leg uit wat evalueren is:

A

Evalueren is het toekennen van een positieve en/of negatieve waarde aan een activiteit met behulp van tevoren opgestelde criteria.

19
Q

Leg uit wat een productevaluatie is:

A

Productevaluatie is een beoordeling van het bereikte resultaat. Hier vormen de doelstellingen die in het begin zijn gesteld de criteria wordt getoetst.
 Het is van belang dat je ALLE DOELSTELLINGEN onder de loep neemt bij het opmaken van de productevaluatie.

20
Q

Leg uit wat een procesevaluatie is:

A

Procesevaluatie is een beoordeling van het verloop van de activiteit of veranderingsproces en dit gebeurd niet alleen na de activiteit maar ook tijdens de uitvoering. Op die manier kan je je planning bijsturen wanneer het nodig is.

21
Q

Leg de 5de fase van het agogisch kernschema uit:

A

OPVOLGING EN BIJSTURING

Je bespreek je ondernomen actie in team en VOLGT de beoogde VERANDERING op.
Hier kunnen NIEUWE GEGEVENS uit voort komen.
Het plannen is een CYCLISCH PROCES, na iedere stap moet nagegaan worden of deze aansluit bij de vorige stappen.
Soms moet je de VOORGAANDE FASE HERNEMEN omdat er iets vergeten werd of omdat er essentiële elementen veranderd zijn.
Het planningsproces is NOOIT af, als de cirkel rond is, wordt het geheel nog eens nagekeken. Om na te gaan of de oorspronkelijke uitgangspunten nog voldoende herkenbaar zijn.
De BESLUITEN DIE JE TREKT NEEM JE MEE NAAR HET VOLGEND PROCES.