Hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

contentstrategie definitie

A

het planmatig en duurzaam bepalen hoe content effectief kan bijdragen aan de doelstellingen van de organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat moet een goede content strategie realiseren?

A

de klant verwacht tijdens elk contact hetzelfde verhaal. niet dezelfde content, maar wel dezelfde boodschap die voldoet aan de wens en de behoefte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat wordt er in een contentstrategie bepaald?

A

op basis van doelstellingen wordt het ambitieniveau bepaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat houdt contentstrategie in?

A

keuzes maken zodat content hard kan werken voor de organisatie. zonder een evenwichtige en samenhangende contentstrategie is het niet mogelijk een klant relatie op te bouwen, te verdiepen en te verstevigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Autoriteit Financiële Markten (AFM)

A

zij streven ernaar om het vertrouwen van consumenten in de financiële dienstverleners te versterken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de regelgeving waar het AFM toezicht op houdt?

A

het is erop gericht het klantbelang centraal te stellen door de consument in staat te stellen een weloverwogen oordeel te kunnen vormen over een financieel product/dienst op basis van informatievoorziening die begrijpelijk moet zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar is contentstrategie aan gerelateerd? en waarom?

A

het is direct gerelateerd aan marketing omdat het de marketingstrategie tot leven brengt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een interessante en innovatieve methode om marketing toe te passen en daardoor het concurrentievermogen van de organisatie te verhogen?

A

visionaire marketing en business roadmapping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

visionaire marketing en business roadmapping

A

de organisatie weet waar zij staat, vastgesteld heeft waar zij naartoe gaat en de route heeft uitgestippeld hoe daar te komen. naast de 4 P’s ook de K van klant toe passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar levert contentstrategie een bijdrage aan?

A

het levert een relevante bijdrage aan het levend houden van de visionaire marketingstrategie van een organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke vier ambitieniveaus zijn er?

A
  • gelijkwaardigheid: interaction leader
  • leidend: thought leader
  • onderscheidend: trendwatcher
  • noodzakelijk: basis op orde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gelijkwaardigheid

A
  • interaction leader
  • individugericht
  • content is desired, biedt maatwerk en is wederkerig
  • ondersteunt de relatie met een wederzijds respect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

leidend

A
  • thought leader
  • segmentatiegericht
  • content is spraakmakend, interactief, inspirerend en initieert discussie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

onderscheidend

A
  • trendwatcher
  • klantgericht
  • content is aantrekkelijk, begrijpelijk en op kennisniveau van de klant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

noodzakelijk

A
  • basis op orde
  • productgericht
  • content over productportfolio is consistent en informatief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de keuze voor het ambitieniveau is richtingbepalend voor contentstrategie. welke keuzes worden er nog meer bepaald?

A
  • kosten en mate van inspanning

- het effect

17
Q

wat is het gevolg van het ordenen van alle content naar de verschillende ambitieniveaus en daar een goede content planning aan te hangen?

A

de content kan voor de organisatie bijdragen aan de merkwaarden en doelstellingen realiseren

18
Q

wat staat er in een contentstrategie?

A
  • onderwerpen
  • doelgroep
  • behoefte
  • doel
  • belofte: functionele/ emotionele
  • bewijs
  • kern: benaderingswijze/ aanspreekvorm
  • diepteniveau
  • context
  • kwaliteitsniveau
19
Q

emotionele belofte

A

gaat in op wat de doelgroep ondervindt bijzet gebruiken van het product

20
Q

functionele belofte

A

wat wordt in functionele zin aangeboden, en wat doet het product of de dienst?

21
Q

benaderingswijze

A

op welke wijze wordt de doelgroep benaderd?

22
Q

aanspreekvorm

A

op welke wijze spreken we de doelgroep aan?

23
Q

informatief

A

voorlichtend en leerzaam, neemt lezer bij de hand met behulp van duidelijke, niet weerlegbare feiten

24
Q

achtergrond

A

belicht een of meer invalshoeken door feiten, meningen en opinies. de lezer kan zelf conclusies trekken

25
Q

vakinhoudelijk

A

belicht vakinhoudelijk op basis van feiten, de visie en de mening. heeft een hoog kennisniveau. kan zowel praktisch, analytisch als wetenschappelijk van aard zijn

26
Q

waar heeft de mediakeuze invloed op?

A

op de samenstelling, de geloofwaardigheid en de samenhang van de content

27
Q

noem de 8 kwaliteitscriteria

A
  • consistent: eenduidig en samenhangend
  • consonant: gelijkluidende boodschap voor alle kanalen
  • continuüm: elkaar aanvullend
  • context: toepasbaar voor situatie, verschijningsvorm en kanaal
  • compleet: volledig, proactief en actueel
  • concreet: heldere, duidelijke, eenvoudige boodschap
  • correct: volgens groene spelling en juiste aanspreekvorm
  • communicatief: dialooggerichte klanttaal, klantrelevant en persoonlijk
28
Q

wat vormen de individuele kenmerken van de organisatie?

A

merkwaarden, logo en de rest van de content

29
Q

overall corporate

A

wordt opgesteld op basis van de kernwaarden en de visie van de organisatie

30
Q

wat zijn de stappen om tot een contentstrategie te komen?

A
  • analyse doelgroep
  • behoefte van de doelgroep
  • binding en belofte
  • concurrentieveld
  • doelstelling
  • contentstrategie
31
Q

analyse

A

hoe ziet de doelgroep eruit, wie zijn het en wat zijn hun kenmerken

32
Q

behoefte

A

welke behoeftes de doelgroep heeft in relatie tot de organisatie, product of dienst

33
Q

binding en belofte

A

welke binding heeft de doelgroep met de organisatie, merk, product of dienst

34
Q

concurrentieveld

A

hoe ziet het concurrentieveld eruit, marktaandeel, prijsstelling

35
Q

doelstelling

A

wat moet er gerealiseerd worden

36
Q

contentstrategie

A

ambitieniveau, aanspreekwijze en de benaderingswijze