hoofdstuk 4 Flashcards

voortplanting en seksualiteit

1
Q

aanranding

A

het gedwongen ondergaan of plegen van ontuchtige handelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

abortus

A

afbreken van een zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aids

A

ziekte, veroorzaakt door hiv, waarbij het afweersysteem niet meer goed werkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

anticonceptie / voorbehoedmiddel

A

voorkomen van bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

anticonceptiemiddel

A

middel om de ovulatie te voorkomen na onbeschermde geslachtsgemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

anticonceptiepil

A

kunstmatige geslachtshormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

baarmoederslijmvlies

A

de binnenste laag van de baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bevruchting

A

het samensmelten van de kern van een zaadcel met de kern van een eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

blastula

A

beginnend embryonaal stadium: een blaasje dat bestaat uit een holte omgeven door een laag cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cellen van Leydig

A

interstitiële cellen tussen de zaadbuisjes; produceren testoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

diploïd (2n)

A

alle chromosomen komen in paren voor (46 chromosomen, 23 paar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

eicel

A

vrouwelijke voortplantingscel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

eisprong/ovulatie

A

het vrijkomen van de eicel uit de eierstok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

embryo

A

het eerste ontwikkelingsstadium na de bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

foetus

A

stadium na embryo, twee maanden oud, alle organen zijn aangelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

follikel

A

een blaasje in de eierstok met daarin de voorlopercel van een eicel omringd door follikelcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

FSH

A

follikelstimulerend hormoon, hormoon van de hypofyse, stimuleert de ontwikkeling van de follikels bij de vrouw en de vorming van zaadcellen bij de man

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

gele lichaam

A

restant follikelcellen van de follikel nadat de eicel is vrijgekomen bij de ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

geslachtschromosomen

A

chromosomen (X en Y) waar het geslacht van afhangt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

haploïd (n)

A

van alle chromosomen is één exemplaar aanwezig (23 chromosomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

HCG

A

humaan choriongonadotropine, hormoon van cellen in de beginnende placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hypofyse

A

hormoonklier tussen beide hersenhelften in, vormt onder andere de hormonen FSH en LH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

ingedaald

A

de baby ligt met het hoofdje in het bekken in de richting van de baarmoedermond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

innesteling

A

het ingroeien van het embryo in het baarmoederslijmvlies (met behulp van vlokken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
incest
ongewenst intimiteit met een familielid
26
intersekse
iemand met een combinatie van mannelijke of vrouwelijke geslachtsdelen
27
ivf
in-vitrofertilisatie ('in glas'), bevruchting buiten het lichaam
28
klievingsdeling
een deling (mitose) waarbij de cellen niet groeien
29
kunstmatige inseminatie
(ki) het inbrengen van sperma via een spuitje
30
LH
luteïnserend hormoon, hormoon van de hypofyse, stimuleert bij vrouwen de ovulatie en bij mannen de productie van testosteron
31
meiose/reductiedeling
kerndeling in twee stappen, waarbij uit één diploïde cel vier haploïde cellen ontstaan
32
meiose I
eerste deel van de meiose waarbij de chromosoomparen uit elkaar gaan (2n --> n + n)
33
meiose II
tweede deel van de meiose waarbij de chromatiden van elk chromosoom uit elkaar gaan (n --> n + n)
34
menstruatie
afstoten van het baarmoederslijmvlies door samentrekkingen van de spieren van de baarmoeder
35
morning-afterpil
pil voor gebruik na onbeschermde seks, voorkomt de ovulatie
36
nageboorte
placenta, resten van vruchtvliezen en navelstreng komen naar buiten
37
navelstreng
verbinding tussen embryo/foetus en placenta
38
naweeën
samentrekkingen van de spieren van de baarmoeder die de nageboorte naar buiten driiven
39
norm
gedragsregel op basis van waarden
40
oestrogenen
vrouwelijke geslachtshormonen
41
ontsluiting
openen van de baarmoedermond voorafgaand aan de bevalling
42
ontsluitingsweeën
samentrekkingen van de baarmoederspieren waardoor de baarmoedermond zich opent
43
overtijdbehandeling
bewust afbreken van een ongewenste zwangerschap in een vroeg stadium
44
oxytocine
hypofysehormoon dat de samentrekking van de spieren in de baarmoederwand stimuleert, zodat de geboorte van het kind begint
45
periodieke onthouding
methode om zwangerschap te voorkomen die berust op de vruchtbare en onvruchtbare dagen in een menstruatiecyclus
46
persweeën
samentrekkingen van de spieren van de baarmoeder en buikspieren
47
pessarium
kapje om de baarmoedermond
48
placentea
orgaan waar tijdens de zwangerschap uitwisseling van stoffen tussen moeder en kind plaatsvindt; bevat bloedvaten van moeder en kind
49
prenatale diagnostiek
onderzoek om bij een foetus een aangeboren of erfelijke afwijking op te sporen
50
primaire geslachtskenmerken
de kenmerken op basis waarvan je het geslacht kunt bepalen
51
progesteron
vrouwelijk geslachtshormoon, speelt onder andere een rol bij de zwangerschap
52
recombinatie
de herverdeling van erfelijke eigenschappen van de (voor) ouders bij de bevruchting
53
secundaire geslachtskenmerken
de kenmerken die in de puberteit ontstaan
54
seropositief
besmettelijke drager van hiv, heeft nog geen aids
55
sperma
zaadcellen met vocht van de prostaatklier en zaadblaasjes
56
spiraaltje
middel, geplaatst in de baarmoeder, dat de innesteling van een embryo voorkomt
57
steriliseren
methode om zwangerschap te voorkomen door het onderbreken van de eileiders of zaadleiders
58
tertiare geslachtskenmerken
geestelijke kenmerken, ontstaan bij de ontwikkeling naar een zelfstandige volwassene
59
testosteron
mannelijk geslachtshormoon
60
trilhaarcellen
cellen die in de eileider de bevruchte eicel met behulp van trilharen naar de baarmoeder transporteren
61
uitdrijving
door de persweeën komt de baby ter wereld
62
uitwendige geslachtsorganen
de zichtbare primaire geslachtskenmerken
63
verkrachting
ongewenst seksueel binnendringen in het lichaam van een ander
64
vlokken
uitstulpingen van de blastula die het baarmoederslijmvlies in groeien
65
vruchtvliezen
vliezen rondom het vruchtwater; beschermen samen met het vruchtwater het embryo tegen stoten en uitdroging
66
vruchwater
vloeistof binnen de vruchtvliezen waarin het embryo / de foetus drijft; beschermt samen met de vruchtvliezen het embryo tegen stoten en uitdroging
67
waarde
opvatting over wat belangrijk is
68
X-chromosoom
een van beide geslachtschromosomen (het grootste)
69
Y-chromosoom
een van beide geslachtschromosomen (het kleinste), onder invloed waarvan het embryo uitgroeit tot een jongen
70
zaadbal
(teelbal) orgaan bij de man, vormt zaadcellen
71
zaadcellen
mannelijke voortplantingscel
72