hoofdstuk 3 Flashcards

onderzoek doen

1
Q

actief transport

A

transport via een membraan tegen de concentratie in, kost energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

afhankelijke variabele

A

de variabele die je meet; deze is afhankelijk van de onafhankelijke variabele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

beschrijvend onderzoek

A

het verzamelen van gegevens door middel van tekeningen, foto’s, films of enquêtes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

celmembraan

A

buitenste laag van cellen, opgebouwd uit een dubbele laag fosfolipiden met eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

celwand

A

buitenste laag van een plantaardige cel, bestaat uit vlechtwerk van cellulosevezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

conclusie

A

een antwoord op de onderzoeksvraag op basis van onderzoeksgegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

controle-experiment

A

een experiment om mee aan te tonen dat er geen andere factoren zijn die invloed hebben op de resultaten van het experiment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

diffusie

A

het bewegen van deeltjes van een hoge concentratie naar een lage concentratie, totdat de deeltjes gelijk verdeeld zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

discussie

A

kritische analyse van het onderzoek, hierbij verwerp je de hypothese of neem je die aan, geef je een verklaring voor de onderzoeksresultaten en controleer je of het onderzoek valide is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

eiwitmantel

A

omhulsel van een virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

endocytose

A

opnemen van moleculen of deeltjes door insnoering van het celmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

exocytose

A

afgeven van stoffen uit transportblaasjes via het celmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

experimenteel onderzoek

A

onderzoek waarbij de onderzoeker de variabele verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gastheercel

A

cel die een virus gebruikt om zich te vermenigvuldigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

genetisch gemodificeerd organisme

A

organisme met gewijzigd DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

genetische modificatie

A

de techniek om een stukje DNA van het ene organisme naar het andere over te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

geslachtelijke voortplanting

A

voortplanting waarbij bevruchting optreedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

grensplasmolyse

A

de cel is gekrompen door waterafgifte, het celmembraan laat nog net niet los van de celwand; de tugor is nul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hypertonisch

A

een hogere osmotische waarde

20
Q

hypothese

A

een voorlopig antwoord op de onderzoeksvraag

21
Q

hypotonisch

A

een lagere osmotische waarde

22
Q

isotonisch

A

een gelijke osmotische waarde

23
Q

klassiek biotechnologie

A

het gebruik van micro-organismen bij (onder andere) de voedselbereiding

24
Q

lijndiagram

A

geeft de relatie weer tussen een afhankelijke en onafhankelijke variabele met een reeks continue getallen

25
kloon
identiek nakomeling, ontstaan door ongeslachtelijke voortplanting
26
moderne biotechnologie
het toevoegen van DNA van een andere soort aan het DNA van een organisme
27
natuurwetenschappelijke methode
werkwijze om een onderzoek uit te voeren met wetenschappelijke kwaliteit; deze bestaat uit de stappen onderzoeksvraag, hypothese, materiaal/methode, resultaten & verwerking, conclusie en discussie
28
onafhankelijke variabele
de variabele die de onderzoeker onder controle heeft, wat hij weet
29
ongeslachtelijke voortplanting
vermeerdering van een organisme door deling
30
osmose
diffusie van watermoleculen door een membraan heen; van een oplossing met een lage concentratie opgeloste stoffen naar een oplossing met een hoge concentratie opgeloste stoffen
31
osmotische waarde
de totale concentratie aan opgeloste deeltjes
32
passief transport
transport door een membraan met de concentratierichting mee, kost geen energie
33
permeabel
doorlaatbaar
34
placebo
nepmedicijn
35
plasmolyse
door het krimpen van de cel laat het celmembraan vanaf grensplasmolyse los van de celwand
36
recombinant DNA
gewijzigd DNA na genetische modificatie
37
resultaten
een beschrijven van de uitkomsten van het onderzoek in tekst en/of tabellen met een verwerking tot diagrammen
38
sectordiagram
een diagram om de grootte van verschillende groepen met elkaar te vergelijken
39
selectief permeabel / semipermeabel
door eiwitkanaaltjes in het celmembraan te openen of te sluiten, regelt een cel het transport van stoffen de cel in en uit
40
staafdiagram
geeft gegevens weer die geen aaneengesloten reeks getallen vormen
41
transgeen
een organisme met toegevoegd DNA van een andere soort
42
transportkanaaltjes
eiwitten in het celmembraan waar stoffen doorheen kunnen die niet in vet oplossen
43
turgor
de druk van de inhoud van de cel op de celwand
44
valide
betrouwbaar onderzoek dat bij herhaling vergelijkbare resultaten levert
45
virus
ziekteverwekker; bestaat niet uit cellen maar uit een eiwitmantel met daarin erfelijk materiaal (DNA of RNA)
46
waterkanaaltjes
eiwitten in membrane waar water de cel in- en uitgaat