hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

validiteit, test is valide wanneer

A

hij meet wat hij beweerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

operationaliseren

A

heel abstracte ideeën, concreet maken zodat je ze kan meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

extraversie

A

spraakzaam, zoekt contact, geniet van opwinding en pret

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

introversie

A

bedeesd, stil, verkiest rustig gezelschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

altruïsme

A

vriendelijk, hartig, hulpvaardig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

integriteit

A

eerlijk, bescheiden, loyaal, sluw, rotspersoon, wil geen fouten maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

consciëntieusheid

A

minder georganiseerd, lui

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

neuroticisme

A

blijft kalm en ontspannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

factoranalyse

A

een techniek uit de statistiek waarbij men probeert aan datareductie te doen. Men kan bv verschillende variabelen onderbrengen in een beperkt aantal factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly