Hoofdstuk 3.4 ''de invloed van gebergten'' Flashcards

1
Q

Hoe bereken je de temperatuur van 1040 (23,5°C) - 3800 ( ?°C)?

A
  1. Bereken het hoogteverschil. (3800- 1040)
  2. Bereken het temperatuurverschil ((2760/100) x 0,6= 16,56°c)
  3. Starttemperatuur— temperatuurverschil. (23,5 -16,56= 6,9)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kan het dat als je hoger dat het kouder wordt?

A
  • De zon verwarmd alleen de aarde en niet de atmosfeer.
  • Per meter stijging = -0,6°C
  • Per kilometer stijging = -6,0°C
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kan het dat als je hoger gaat dat het natter wordt?

A
  • Vochtige lucht wordt gedwongen te stijgen
  • Stuwingsneerslag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de loefzijde?

A

Natte kant van een berg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de Lijzijde?

A

De droge kant van een berg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de neerslagvormen?

A
  1. stijgingsneerslag.
  2. Frontneerslag.
  3. Stuwingsneerslag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is Stijgingsneerslag, waar komt het voor?

A

Neerslag die onstaat doordat lucht bij hoge temperaturen opstijgt, bij de evenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is frontneerslag, waar komt het voor?

A

Neerslag die ontstaat doordat lucht omhoog geduwd wordt bij een botsing van koude en warme lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is stuwingsneerslag, waar komt het voor?

A

Stuwingsneerslag wordt veroorzaakt door wolken die tegen de loefzijde van gebergte stuiten en dan naar boven worden geduwd. De wolken koelen door het naar boven gaan steeds meer af waardoor het gaat regenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leer de kringloop van het water!

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Stroomgebied?

A

Gebied dat zijn water afvoert via een hoofdrivier met zijn rivieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de waterscheiding?

A

Grens tussen stroomgebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem de 5 vegetatiegordels.

A
  1. Loofbos
  2. Naaldbos
  3. Bergweiden
  4. Kale rost
  5. Eeuwige sneeuw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly