Hoofdstuk 3.2: EIwitsynthese Flashcards

1
Q

initiatie

A

startcodon (AUG) bindt zich het eerste tRNA(UAC) met AZ methionine. Legt open leesraam van mRNA vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

elongatie

A

Binnen het ribosoom kunnen 2 tRNA’s gebonden worden aan mRNA. Enzym zorgt ervoor dat meegebrachte AZ aanelkaar gebonden tot een polypeptide. Ribosoom schuift verder over het mRNA waardoor telkens 1 tRNA eraf valt en plaats maakt voor volgende.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Terminatie

A

wnr het ribosoom een stopcodon tegen komt, wordt er geen tRNA meer gebonden. stopcocon bindt zich een terminatiefactor (TF) die ervoor zorgt dat het hele complex uit elkaar valt. EIwit is afgewerkt en ribosoom terug beschikbaar om een nieuw eiwit te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

polysoom/polyribosoom

A

meerdere ribosomen zijn bezig met 1 streng mRNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

modificatie

A

een tijdelijke verandering in een molecule als reactie op specifieke signalen. Kunnen activiteit, functie of locatie van het molecule beïnvloeden en meestal reversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

mutatie

A

een permanente verandering in het genetisch materiaal. Mutaties kunnen optreden door: spontaan, straling, chemische stoffen… en kunnen leiden tot nieuwe genetische varianten. ze kunnen schadelijk, neutraal of gunstig zijn en ze zijn de basis voor evolutie door natuurlijke selectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

genmutatie

A

mutatie van de nucleotidensamenstelling van 1 gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Puntmutatie

A

wijzigt slechts 1 nucleotide van het gen, afhankelijk van de wijziging kan dit effecten hebben op werking en samenstelling v/h eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

missense mutatie

A

verandering van 1 nucleotide in het codon –> verandering van AZ –> invloed functie van het eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

nonsens mutatie

A

normaal codon wordt vervangen door stopcodon –> niet functioneel eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

stille mutatie

A

1 nucleotide verandert, maar hetzelfde AZ wordt nog altijd gemaakt –> geen invloed op functie v/h eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Frameshiftmutaties

A

treden op wnt het open leesraam wijzigt. Kan door invoeging of verwijdering van nucleotiden. Heeft meestal ernstige gevolgen vor de AZsequentie en functionaliteit v/h eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gentechnologie

A

wordt gebruikt in de landbouw om resistentie tegen plagen,herbiciden te integreren in het DNA v/d plant. Kan leiden naar verbeterde gewasopbrengst en verminderd gebruik van pesticiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

recombinatie DNA-technologie

A

menselijke insulinegenen in bacterien worden ingebracht, waardoor de bacterien insuline produceren die kan worden gelost en gebruikt als behandeling voor diabetes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

CRISPR-CAS9

A

DNA wordt op specifieke plaatsen geknipt, om foute of beschadigde stukjes DNA te corrigeren of nieuwe genen toe te voegen. Biedt veel mogelijkheden, maar ook etnische vragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly