Hoofdstuk 3 - vrijheid en regeren Flashcards

3.2. Jean-Jacques Rousseau

1
Q

Waarom blijven kinderen bij hun vader volgens Rousseau?

A

Om te overleven, ze zijn afhankelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat verandert er als de kinderen niet meer bij hun vader moeten blijven?

A

Ze zijn vrij en onafhankelijk. Ze keren enkel terug naar het gezin uit eigen vrije wil, leefde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de eerste wet van de mens volgens Rousseau?

A

zelfbehoud = overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Met wie vergelijkt Rousseau de leden van het gezin?

A

De politieke samenleving: Leider = vader en het volk = de kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom kan het recht van de sterkste niet leiden tot een plicht?

A

Je mag niemand dwingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk probleem uit de natuurtoestand moet een maatschappelijk verdrag oplossen volgens Rousseau?

A

Het feit dat er geen regels zijn. Ieder voor zich -> gevaar, geweld, diefstal… Wet van de sterkste geldt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke verandering ondergaat de mens in de overgang naar de burgerlijke toestand?

A

Instinct -> moraliteit/rechtvaardigheid. Dier wordt denkend wezen/mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat verliest de mens in de burgerlijke toestand?

A

De natuurlijke en onbeperkte vrijheid zomaar alles te doen wat je wilt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wint de mens in de burgerlijke toestand?

A

veiligheid en voorspelbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe moet je die verandering opvatten?

A

Soms moet je bepaalde persoonlijke keuzes of voorkeuren ondergeschikt maken aan het algemene belang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly