Hoofdstuk 3: Ridderepiek Flashcards

1
Q

Welke rol speelt God in Karel ende Elegast?

A

God is opdrachtgever, beschermheer, en rechter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat maakt Karel ende Elegast uniek?

A
  • het is de enige volledig bewaarde Karelroman
  • Karel zelf speelt de hoofdrol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is Floris ende Blancefloer een hoofse roman?

A

Ja, er zijn hoofse elementen:
- schoonheid (Blancefloer, bloemenmand, vrouwentoren)
- etiquette (rechtszaak, buurmeisje is trouw aan Blancefloer)
- passionele liefde (bedscène, liefdesverdriet)
- deugdzaamheid (Floris onderneemt queeste, genade v.d. emir)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bespreek de inhoud van Floris ende Blancefloer.

A

zie cursus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe evolueert Karel als personage?

A

Hij groeit van angstig en onzeker naar vol zelfvertrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke eigenschappen heeft een hoofse ridder?

A

Dapper, galant, eerbiedig, en passionele minnaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke naamsymboliek zit in de titel verscholen van Floris ende Blancefloer?

A
  • In beide namen komt ‘flor’ voor, wat verwijst naar hun bloeiende liefde
  • ‘blanc’ verwijst naar de witte maagdelijke onschuld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het doel en de stijl van de proloog?

A

Doel: informatief en persuasief. Stijl: gepaard rijm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe zijn Oosterse romans ontstaan?

A

literatuur is de spiegel van de maatschappij:
kruistochten (tochten om Jeruzalem christelijk te maken) -> fascinatie voor Arabische wereld -> respect -> imitatio et aemulatio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Situeer Floris ende Blancefloer.

A

Diederic van Assenede
13de eeuw
vertaald uit Oudfrans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de rol van de enige vrouw (zus van Karel) in Karel ende Elegast?

A

een passieve rol:
- slachtoffer v. geweld v. Eggeric
- wordt uitgehuwelijkt met Elegast
- geen naam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het doel van de proloog in middeleeuwse verhalen?

A

Informatief (inhoud, auteur, herkomst) en persuasief.
+ aanroepen van engelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de cirkelstructuur van epische middeleeuwse verhalen?

A
  1. ORDO (rust), 2. MANQUE (verstoring), 3. QUEESTE (drie obstakels), 4. ORDO.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom ontstond een Arthur-cultus in de 12e eeuw?

A

De Normandiërs zagen Arthur als een auctoritas na hun inval in Groot-Brittannië (Battle of Hastings, 1066).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat betekent hoofsheid in de middeleeuwse literatuur?

A

Schoonheid/cultuur, etiquette, en liefde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is Walewein een hoofse ridder?

A
  • dapper en vaardig
  • galant en eerbiedig
  • passionele minnaar
17
Q

Is Karel ende Elegast een hoofs of onhoofs verhaal? Waarom?

A

Onhoofs / voorhoofs verhaal:
- Karel grijpt niet in bij mishandeling van de vrouw
- huwelijk van Elegast is geen passionele liefde
- geen schoonheid, esthetiek of etiquette

18
Q

Wat is de cirkelstructuur van Karel ende Elegast?

A
  1. ORDO (hofdag), 2. MANQUE (engel geeft opdracht), 3. QUEESTE (3 obstakels), 4. ORDO.
19
Q

Wat zijn Oosterse romans?

A

= hoofse romans die hun verhaalstof ontlenen aan de Arabische / Byzantijnse literatuur OF die zich deels / volledig in die Arabische wereld afspelen
(12de-13de eeuw)

20
Q

Bespreek de afbeeldingen op de powerpoint over de ridderepiek.

A

zie ppt

21
Q

Welk motief is er in Floris ende Blancefloer?

A

Het motief van de list
- list van de koning met het schijngraf
- list van Floris met het schaakbord
- list van Floris met de bloemenmand
- list van buurmeisje

22
Q

Wat is de paradox in de opdracht van de engel?

A

Karel moet in de naam van God stelen, wat normaal gezien verboden is.

23
Q

Wanneer en waar is Walewein ontstaan?

A

Rond 1250 in Vlaanderen.

24
Q

Welke symboliek is er in Karel ende Elegast?

A
  • Symboliek:
    1. Dierensymboliek: haan -> verraden
    2. Kleurensymboliek: zwarte ridder -> dood
    3. Ruimtesymboliek: hof (rust) <-> woud (spanning)
    4. Getallensymboliek: 3 obstakels, 3x engel -> goddelijke volmaaktheid
    5. Namensymboliek: Adelbrecht -> koning, E(de)legast -> vertrouwen, Ingelheim -> engelenhuis
25
Q

Bekijk de literatuurbundel.

A

zie cursus

26
Q

Geef een voorbeeld van een Oosterse roman.

A

vb. Floris ende Blancefloer (Diederic v. Assemede)

27
Q

Wat zijn belangrijke motieven in Arthurverhalen?

A

De queeste, de Heilige Graal, en het hof (kasteel).

28
Q

Wanneer en door wie werd Karel ende Elegast geschreven?

A

Het is anoniem geschreven in de 13e eeuw en telt ca. 1400 verzen.

29
Q

Welke symboliek is er in Walewein?

A
  1. Kleuren: witte huid v. Ysabele -> maagdelijkheid, rode ridder -> heftige emoties, groene jonkvrouw -> hoop op goede afloop
  2. Getallen: 3 koningen -> goddelijke volmaaktheid
  3. Dieren: vos -> sluwheid
  4. Ruimte: hof (rust) <-> bos (spanning)
  5. Namen: koning Wonder -> wonderschaakbord, koning Amoraen -> liefde voor Ysabele, Ysabele -> mooi (belle), wit (Belarus), koning Assentijn -> moordenaar
30
Q

Wat is de moraal van het Karel ende Elegast?

A

Wie trouw is aan God, wordt beloond.

31
Q

Welke drie obstakels omvat de queeste van Karel ende Elegast?

A

1) Duel met zwarte ridder, 2) Inbraak bij Eggeric, 3) Godsoordeel (duel).

32
Q

Wat is de oorsprong van de Arthurverhalen?

A

Ze stammen uit de 6e eeuw, gebaseerd op een Keltische legerleider.

33
Q

Welke cirkelstructuur is er in Floris ende Blancefloer?

A

ORDO: zorgeloze jeugd
MANQUE: “Blancefloer is er niet meer”
QUEESTE: 1) Poortwachter, 2) Bloemenmand, 3) Proces
ORDO: vrijheid

34
Q

Bespreek de proloog van Walewein.

A

Zie cursus.

35
Q

Hoe evolueert de relatie tussen Karel en Elegast?

A

Ze gaan van vijanden naar bondgenoten en uiteindelijk broers.

36
Q

Wat is het verschil tussen hoofs en onhoofs gedrag?

A

Hoofs: etiquette, schoonheid, deugdzaamheid, liefde. Onhoofs: kwaadaardig, ruwe manieren, gebrek aan esthetiek.

37
Q

Noem kenmerken van hoofse personages.

A

Beschaafd, trouw, dapper, gelovig, eerbiedig, met goede manieren (etiquette).

38
Q

Wat is de moraal van het verhaal van Walewein?

A

Wie trouw is, wordt beloond.

39
Q

Wie schreef het verhaal van Walewein?

A

Penninc en Pieter Vostaert.