Hoofdstuk 1: Inleiding Flashcards

1
Q

Hoe kunnen we woordassociaties noemen die heel frequent zijn?

A

collectief / cultuurgebonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een lingua franca? Geef een voorbeeld.

A

= gemeenschappelijk tekensysteem
bv. Engels, gebaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verhalen over wereldgrootmachten worden eerder nieuws dan soortgelijke verhalen over minder invloedrijke landen.

A

elitelanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is effect ervan op de mens en maatschappij, dat de journalistiek vaak te snel conclusies trekt zonder de nodige context te geven?

A

dat de mensen de wereld zwart-wit gaan zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Slecht nieuws is nieuwswaardiger dan goed nieuws.

A

negativiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke vorm van plagiaat was er in de muziekwereld in 1900?

A

Spontane muziek op katoenplantages in het zuidoosten van de VS:
- Afro-Amerikaanse slaven en nakomelingen (gesegregeerd) gebruikten muziek vaak als uitlaatklep voor dagelijkse ontberingen
- deze muziek had geen duidelijke individuele eigenaars, maar werd gezien als een gemeenschappelijk goed
- spirituele liederen, werkzangen en blues waren belangrijke muziekgenres die in deze context ontstonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe stel ik een bibliografisch adres samen?

A

volgens het APA-systeem:
- boeken:
Familienaam auteur, initiaal voornaam auteur. (jaartal). Titel. Uitgeverij.
- online bronnen:
Familienaam auteur, initiaal voornaam auteur. (jaartal, maand dag indien gekend) Titel. Organisatie. Webadres.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef een voorbeeld van homofonie.

A

Woorden die hetzelfde klinken, maar verschillend zijn in spelling en betekenis.

Bod - Bot
Kruid - Kruit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de consequenties van plagiaat?

A

onvoldoende cijfer, schorsing, boetes, verlies van vertrouwen …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke twee soorten kennis worden opgeslagen in een mentaal lexicon?

A
  • actief (begrip + gebruik)
  • passief (enkel begrip)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe citeer je?

A

“citaat” (naam, jaar, pagina).
[sic] bij taalfouten
[…] bij weglating v. woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke fouten maakt een baby nog in de vroegtalige fase?

A
  • fronting
  • gliding
  • assimilatie (progressief en regressief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom zou je bewust voor kiezen om niet te voldoen aan de criteria van geslaagde communicatie?

A
  • om status van kenner te geven
  • om mensen af te schrikken
  • om bepaalde inhoudelijke zake te verbergen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is een mentaal lexicon dynamisch?

A

het wordt voortdurend uitgebreid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen een hyperoniem en een hyponiem?

A
  • hyperoniem = verzamelnaam (vaak knooppuntwoorden)
  • hyponiem = woord uit verzameling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De media besteden eerder aandacht aan bekende dan aan onbekende mensen. Mensen identificeren zich graag met bekende mensen.

A

elitemensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Is plagiaat oud of nieuw?

A
  • plagiaat is vrij recent
  • imiteren v. iemand is al heel oud
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Nieuws waarin één of enkele mensen centraal staan, zijn sneller nieuwswaardig omdat mensen zich beter kunnen identificeren met wat er gebeurt.

A

personalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de opslagplaats van het mentaal lexicon?

A

het grotere netwerk van het geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de criteria voor geslaagde instructie?

A

Duidelijkheid
1. onderwerp / doel is aangegeven
2. ordening is stapsgewijs / (chrono)logisch
3. taal + presentatie zijn begrijpelijk / leesbaar / verstaanbaar
4. eventuele interactie met publiek is duidelijk
Gepastheid / aantrekkelijkheid
5. mate waarin details gegeven worden sluit aan bij voorkennis van publiek
6. vorm is goed gekozen voor inhoud en publiek
7. taalgebruik, omgangsvormen, toon, houding passen voor publiek
Correctheid
8. inhoud is correct
9. taal is correct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Geef een voorbeeld van woorden met een verschillende registerlading.

A

lachen - schateren
kijken - staren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke vorm van plagiaat was er in de renaissance? Geef een voorbeeld.

A

imitatio et aemulatio
= klassieke oudheid imiteren én overtreffen
-> vooral in kunst
bv. Rafaëls: School van Athene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Een verhaal dat al in het nieuws is, is nieuwswaardiger dan andere gelijkaardige gebeurtenissen. Mediaorganisaties zijn al aanwezig om dit nieuws te rapporteren.

A

continuïteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

hoe grootser qua schaal of reikwijdte of hoe intenser de gebeurtenis, hoe nieuwswaardiger

A

drempelwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is een lexicon?

A

een verzameling van woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Geef een voorbeeld van contaminatie.

A

vermenging van verschillende uitdrukkingen of begrippen
kip / haan -> kippehaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke vorm van plagiaat was er in de muziekwereld in 1920?

A

Barrelhouses en Juke Joints:
- deze plekken waren informele bars of dansgelegenheden waar Afro-Amerikaanse gemeenschappen samenkwamen om te ontspannen en muziek te maken of ervan te genieten
- dit markeerde overgang van muziek als gemeenschapsactiviteit naar muziek als optreden, waarbij er steeds vaker onderscheid ontstond tussen artiest en publiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is citeren?

A

een letterlijke uitspraak van iemand anders aanhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat verwijt Rob Wijnberg de journalistiek?

A

dat deze vaak te snel conclusies trekt zonder de nodige context te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe minder vaag een gebeurtenis is, hoe nieuwswaardiger.

A

duidelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waarom is plagiaat problematisch?

A
  • respect
  • duidelijkheid
  • openheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is parafraseren?

A

een uitspraak van iemand anders herformuleren / samenvatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zijn de kenmerken van het volwassen mentaal lexicon?

A

bereikt limiet van ong. 50 000 begrippen
(er komen woorden bij maar er gaan woorden weg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is priming?

A

je lezer op een bepaald spoor zetten door in je tekst woorden te gebruiken die de lezer op een positieve manier associeert met het product dat je verkoopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is een mentaal lexicon?

A

persoonsgebonden en in hersenen opgeslagen kennis van de betekenis, klank en vorm van woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Definieer het begrip ‘nepnieuws’.

A

nieuws dat onder het mom van neutrale verslaggeving wordt verspreid, dat niet (helemaal) op de waarheid berust.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat zijn de kenmerken van het mentaal lexicon bij de geboorte?

A

mentaal lexicon = leeg
-> enkel non-verbaal

38
Q

Geef een voorbeeld van fronting.

A

bepaalde medeklinkers worden i.p.v. achteraan in de mond, vooraan uitgesproken
dank u -> dant u

39
Q

Geef een voorbeeld van regressieve assimilatie.

A

medeklinker midden woord gaat naar begin
lepel -> pepel

40
Q

Wat is een bibliografie?

A

een lijst met alle bronnen die je gebruikte om je werk te maken

41
Q
A
42
Q

Wanneer een gebeurtenis als cultureel nabij wordt ervaren, wordt het sneller nieuwswaardig. Buitenlandse rituelen die wij niet begrijpen, zullen minder snel in het nieuws komen.

A

betekenisvolheid

43
Q

Redacteurs zoeken naar een balans in het nieuws (bv. binnenlands en buitenlands nieuws). Bij een overdaad aan buitenlands nieuws zal het minst belangrijke buitenlandse verhaal moeten wijken.

A

samenstelling

44
Q

Geef een voorbeeld van een imperatief.

A

bevelende wijs
Eet!

45
Q

Hoe ontstond plagiaat vanuit de muziekwereld?

A

Imitatio et aemulatio:
- Chuck Berry klaagde The Beach Boys aan omdat “Surfin’ USA” sterk leek op zijn nummer “Sweet Little Sixteen”
- zaak werd geschikt in voordeel van Berry, en hij kreeg uiteindelijk eer als componist van nummer
- dit diende als precedent voor toekomstige plagiaatzaken in muziekindustrie, waarbij artiesten steeds vaker juridische stappen ondernamen om hun werk te beschermen

46
Q

Geef een voorbeeld van een synoniem.

A

Woorden die dezelfde of bijna dezelfde betekenis hebben.

Blij - Vrolijk
Snel - Vlug
Mooi - Prachtig

47
Q

Gebeurtenissen die onverwacht, buitengewoon of zeldzaam zijn, worden eerder nieuws dan routines of weinig verrassende gebeurtenissen.

A

frequentie
onverwachtheid

48
Q

Wat is fysieke / mechanische ruis?

A

externe factor bemoeilijkt communicatie

49
Q

Welke vorm van plagiaat was er in de oudheid? Geef een voorbeeld.

A

imitatio et aemulatio
= imiteren én overtreffen
-> heel gewoon
-> in onderwijs, kunst, literatuur, architectuur
-> positief
bv. Vergilius’ Aeneïs

50
Q

Geef een voorbeeld van homoniemen.

A

Woorden die op dezelfde manier geschreven en uitgesproken, maar verschillend in betekenis zijn.

Bank (financiële instelling) - Bank (zitmeubel)
Zegel (postzegel) - Zegel (afdruk)
Bark (schip) - Bark (schors)

51
Q

Wat zijn de kenmerken van het mentaal lexicon bij de vroegtalige fase?

A

12-24 maanden:
- eigenlijke taalgebruik begint: herkenbare en betekenisvolle klanken en woorden
- nog veel fouten

52
Q

Wat zijn de kenmerken van het mentaal lexicon bij de differentiatiefase?

A

24 maanden - 5 jaar:
- (juiste én foute) contaminaties en associaties worden gemaakt (aandoen -> aandoenen)
- ongekende woorden/woorddelen worden vervangen door woorden/woorddelen die fonologisch vertrouwder zijn, samsontaal (apotheker -> appeltheker)
- etymologiseren = bepaalde fonologische vormen drukken bepaald begrip uit: zelf verklaring voor zoeken
- overregularisatie: het gebruik van regelmatige regels voor onregelmatige vormen
(gleed -> glijdde)

53
Q

Geef een voorbeeld van antoniemen.

A

woord met tegengestelde betekenis

licht - donker

54
Q

Wanneer is er falende communicatie?

A

bij ruis

55
Q

Wat zijn woordvelden?

A

= een geheel van woorden die met elkaar verbonden zijn
= onderdeel van netwerk

56
Q

Wat bedoelt Wijnberg met ‘conservatief’?

A

op het negatief gericht

57
Q

Wat zijn de hubs in het netwerk van het geheugen? Geef een voorbeeld.

A

knooppuntwoorden, belangrijke woorden met veel associaties
bv. eigenschappen, kleuren, algemene woorden…

58
Q

Wat is het verband tussen priming en het mentale lexicon?

A
  • priming is cultureel bepaalt, zoals ook bij mentaal lexicon
  • men doet vooral beroep op collectieve woordassociaties, ook als is elke mentaal lexicon persoonsgebonden
59
Q

Wat bedoelt Wijnberg met ‘selectief’?

A

uit uitzonderingen opgebouwd

60
Q

Welke criteria zijn er voor een betrouwbare bron?

A
  • bronvermelding
  • expertise van de auteur
  • datering van de bron
  • informatief (<-> commercieel/persuasief)
  • diepgaand (<-> vaag / oppervlakkig)
  • aantal voorbeelden
  • feiten (<-> meningen)
  • taalverzorging
61
Q

Wat is de visie van Rob Wijnberg over nieuws?

A
  • niet simpelweg een weergave van wat er gebeurt in de wereld
  • selectief, conservatief en repetitief
62
Q

Wat is een taalregister?

A

variatie in taalgebruik afhankelijk van context

63
Q

Wat bedoelt Wijnberg met ‘repetitief’?

A

eindeloos herhaald

64
Q

Wanneer is er sprake van plagiaat?

A

alle gevallen waarin er gesuggereerd wordt dat er sprake is van eigen werk terwijl dat in werkelijkheid niet zo is

65
Q

Wat maakt een gebeurtenis ‘nieuwswaardig’?

A

IMPACT
- drempelwaarde
- frequentie
- negativiteit
- onverwachtheid
- duidelijkheid
IDENTIFICATIE MET DOELGROEP
- personalisatie
- betekenisvolheid
- elitelanden
- elitemensen
MEDIUMGERALTEERDE FACTOREN
- consonantie
- continuïteit
- samenstelling

66
Q

Welke soorten ruis zijn er?

A
  • psychologische ruis
  • semantische ruis
  • fysieke / mechanische ruis
67
Q

‘Door tijdsdruk én een onbewuste angst om het nieuws dood te checken komt zo’n afweging vaak maar al te oppervlakkig tot stand.’
Wie staat er onder tijdsdruk en wie heeft een onbewuste angst?

A

journalisten
(dat ze te veel checken -> geen sensatiewaarde)

68
Q

Waarvoor staat APA?

A

American
Psychological
Association

69
Q

Is de krant een betrouwbare bron? Waarom wel / niet?

A

nee:
- commercieel (sensatiedrang)
- geen bronvermelding
- belangenvermenging (druk van politiek, overheid …)

70
Q

Geef een voorbeeld van polysemie.

A

Woorden die meerdere gerelateerde betekenissen hebben.

Kop (de bovenkant van iets, zoals een fles) - Kop (het hoofd van een persoon)
Oortjes
Voetbal

71
Q

Welke taal kan een baby al gebruiken in de vroegtalige fase?

A

1) betekenisvolle en identificeerbare woorden (zelfstandige naamwoorden, klanken en betekenissen verbinden, woorden uit directe omgeving)
2) holofrasen (met 1 woord alles willen zeggen, reduplicaties, onomatopeeën, contaminaties)
3) tweewoordzinnen (imperatiefzinnen, zelfstandige naamwoorden, woordvorming onvolledig)

72
Q

Journalisten zijn meer bereid te rapporteren over gebeurtenissen die binnen hun eigen verwachtingspatroon liggen.

A

consonantie

73
Q

Wat bedoelt Wijnberg eigenlijk met ‘een angst om het nieuws dood te checken’?

A

journalisten zijn bang dat ze te veel checken -> geen sensatiewaarde
(veel factoren voor een nieuwswaardige gebeurtenis vallen weg wanneer je de complexiteit en nuance naar buiten brengt)

74
Q

Wanneer specifiek moet je je bron vermelden?

A
  • citeren
  • parafraseren
75
Q

Wat is zelfplagiaat?

A

dat iemand zijn of haar eigen werk hergebruikt zonder dit duidelijk te vermelden, alsof het nieuw is

76
Q

Hoe parafraseer je?

A

herformulering (naam, jaar, pagina).

77
Q

Wat zijn de kenmerken van het mentaal lexicon bij de voltooiingsfase?

A

vanaf lagere school:
- verder uitdiepen van taalbegrip
- uitzonderingen op regels leren kennen
- blijvende uitbreiding van woordenschat (levenslang)

78
Q

Gebeurtenissen die plotseling plaatsvinden, zijn nieuwswaardiger dan gebeurtenissen die zich geleidelijk aan ontwikkelen. Langetermijntrends krijgen weinig aandacht.

A

frequentie
onverwachtheid

79
Q

Wat is het netwerk van het geheugen?

A

geheel van woordassociaties tussen verschillende hubs die samen woordvelden vormen

80
Q

Geef een voorbeeld van gliding.

A

l/r glijdt naar j/w
loop -> joop

81
Q

Geef een voorbeeld van progressieve assimilatie.

A

medeklinker aan begin woord schuift op naar het midden
tafel -> tatel

82
Q

Wat is psychologische ruis?

A

gedachten / emoties van (zender of) ontvanger beïnvloeden communicatie

83
Q

Welke vorm van plagiaat was er in de muziekwereld in 1950?

A

Migratiegolf naar het noorden:
- tijdens Grote Migratie verhuisden veel Afro-Amerikanen naar noorden van Verenigde Staten, wat leidde tot verspreiding van muzikale tradities
- deze vermenging van stijlen leidde uiteindelijk tot geboorte van rock-‘n-roll, genre dat zowel blanke als Afro-Amerikaanse artiesten omarmden
- succes van rock-‘n-roll, vooral onder blanke tieners, maakte het cultureel fenomeen

84
Q

Geef een voorbeeld van een onomatopee.

A

klanknabootsing
hond -> wafwaf

85
Q

Wat zijn de kenmerken van het mentaal lexicon bij de prelinguale / voortalige fase?

A

0-12 maanden:
- ontwikkeling klankherkenning en klankproductie -> tateren, schreien, variëren in toonhoogte en volume
- kind ontdekt wat het allemaal kan met klanken en mond: is eigenlijk een beetje spelen
- vanaf 4 à 6 maanden: brabbelfase, imiteren, redupliceren (tatata, papapa…), meer variatie
- kinderen imiteren de klanken van volwassenen

86
Q

Wat is semantische ruis?

A

wanneer zender/ ontvanger geen lingua franca heeft
-> taalbarrière

87
Q

Welke soorten instructies zijn er?

A
  • mondelinge (spreken)
  • schriftelijke (schrijven)
  • lichamelijke (bewegen)
  • visuele (niet-bewegend)
  • combinaties
88
Q

Geef een voorbeeld van een reduplicatie.

A

herhaling van woord(deel)
water -> wawa

89
Q

Waarom zou nepnieuws verspreid worden?

A
  • manier om snel geld te verdienen door advertenties
  • mening van mensen sturen
90
Q

Is Wikipedia een betrouwbare bron? Waarom wel / niet?

A

ja:
- veel kwaliteitscontrole
- bronvermelding
(bibliografie)
- up-to-date
- niet commercieel

91
Q

Welke combinaties van instructiesoorten komen het meest voor?

A

mondeling-lichamelijk
schriftelijk-visueel

92
Q

Waarom is bronvermelding belangrijk?

A
  • duidelijk onderscheid tussen jouw ideëen en die van anderen
  • respect
  • transparantie / openheid dat je lezers zelf kritisch kunnen zijn