Hoofdstuk 3 - Getijden- en stromingsleer Flashcards

1
Q

Zee en strand
De Noordzee
Omschrijf waar de Noordzee gelegen is en de aangrenzende zeeën en landen.

A

De Noordzee is een randzee v.d. Atlantische Oceaan.
In het ZW verbonden met de Atl. Oceaan via Het Kanaal.
In het O verbonden met Baltische zee via Het Kattegat.

Begrensd door Noorwegen, Denemarken, Duitsland, Nederland, België, Frankrijk, GB.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zee en strand
De Noordzee
Hoe lang is de Belgische Kust?

A

66 km

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zee en strand
De Noordzee
Wat is de opp. van het Belgische deel van de Noordzee?

A

3600km² (ongeveer gelijk aan opp. West-Vlaanderen)

is amper een half procent v.d. opp. v.d. Noordzee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zee en strand
De Noordzee
Hoe diep zijn de Belgische wateren?

A

20 - 35 m

Er zijn ook heel veel zandbanken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zee en strand
De Noordzee
Hoeveel schepen varen er per jaar voorbij?

A

200.000 à 300.000 per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zee en strand
De Noordzee
Er zijn twee delen in het Belgische deel van de Noordzee:

A
  1. Territoriale wateren - 12 mijlszone

2. Exclusieve Economische Zone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zee en strand
De Noordzee
Wat zijn de Territoriale wateren?
En welke macht heeft België hier?

A

Grenslijn op 12 zeemijl (22.224m) parallel met de kust, te rekenen vanaf de “basislijn” (= laagwaterlijn van de kust, of bij eb droogvallende bodemverheffingen binnen de 12 zeemijl vanaf de laagwaterlijn, of vanaf uiteinden van permanente havenwerken buiten de laagwaterlijn)

• Volledige soevereiniteit, België kan hier zelf wetten en rechtspraak toepassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zee en strand
De Noordzee

Wat is de Exclusieve Economische Zone?

A

Een gebied buiten de territoriale wateren waar België
rechten heeft in zake exploratie en exploitatie. (zoals voor grondstoffen, bouwwerken, visserij, wetenschappelijk onderzoek,…)
vb. België heeft recht om daar windmolenparken te zetten

Volgens bepaalde coördinaten
vastgelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zee en strand
De Noordzee
Er bestaan verschillende soorten Zandbanken:

A
  1. Hinderbanken
  2. Kustbanken
  3. Vlaamse Banken
  4. Zeelandbanken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zee en strand
De Noordzee

Wat is het droog strand en tot waar loopt dit?

A

Duinvoet tot Hoogwater-lijn
Komt enkel onder water bij springvloed
Onderhevig aan winderosie
Losse zand zorgt voor duinvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zee en strand
De Noordzee

Hoeveel keer komt het natte strand onder water per dag?

A

Komt 2x per dag onder water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zee en strand
De Noordzee

Waar komen langwerpige zwinnen voor?

A

Langwerpige zwinnen komen voor:
Tussen de zwinnen => hoger gelegen strandbanken

In het zwin zal bij aftrekkend water een plas vormen die een uitweg zoekt door de strandbank naar zee (LW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zee en strand
De Noordzee

Hoe noemt men de geul dor de strandbank die ontstaat bij LW?

A

een mui

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zee en strand
De Noordzee

Wat is er gevaarlijk bij aftrekkend tij in de zwinnen en geulen?

A

De sterke stroming is gevaarlijk voor kleine kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zee en strand
De Noordzee

Wat is een kenmerk voor de hevige stroming?

A

Strandribbels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zee en strand
De Noordzee

Wat is de oriëntatie van de Belgische kust en hoelang is deze?

A

De Belgische kust is 66 km lang

Oriëntatie: 240° (kant FR) - 060° (kant NL) = WZW - ONO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Zee en strand
De Noordzee

Geef de tien badplaatsen van West naar Oost:

A
De Panne
Koksijde
Nieuwpoort
Middelkerke
Oostende
Bredene
De Haan
Blankenberge
Brugge (Zeebrugge) 
Knokke-Heist
18
Q

Zee en strand
De Noordzee

Er zijn twee soorten golven:

A
  1. Getijgolven (veroorzaakt door de aantrekking van maan en zon op de aarde) die van de bodem tot aan de opp. v.d. oceaan voelbaar zijn.
  2. Windgolven
19
Q

Getijdenleer
Definities:
Getij

A

Is het periodiek rijzen of dalen van het wateroppervlak ten gevolge van de aantrekkingskrachten van de zon en de maan.
Als we spreken over getijden dan hebben we het over de verticale bewegingen van het wateroppervlak in tegenstelling tot de horizontale bewegingen van het wateroppervlak die we stromingen (getijstromingen) noemen.

20
Q

Getijdenleer
Definities:
Hoogwater (HW)

A

Is de hoogste stand van het peil van de zee.

21
Q

Getijdenleer
Definities:
Het uur van hoogwater

A

Is het tijdstip waarop deze hoogste stand zich voordoet

22
Q

Getijdenleer
Definities:
Laagwater (LW)

A

Is de laagste stand van het peil van de zee

23
Q

Getijdenleer
Definities:
Het uur van laagwater

A

Is het tijdstip waarop deze laagste stand zich voordoet

24
Q

Getijdenleer
Definities:
Het tijdsverschil of verval

A

Is het hoogteverschil tussen HW en LW

25
Q

Getijdenleer
Definities:
Getijtafels of getijdentabellen

A

Zijn tabellen waarin de astronomische voorspellingen van het getij worden weergegeven.

26
Q

Getijdenleer
Definities:
Ouderdom of leeftijd van het getij

A

De ouderdom of leeftijd van het getij is de vertraging van het HW springtij op het tijdstip van nieuwe of volle maan. Deze vertraging bedraagt voor Oostende 52 uren.

27
Q

Getijdenleer
Definities:
Springtij

A

Is het getij met het grootste verschil tussen laag- en hoogwater. Het water trekt het verst af en komt het hoogst op. Springtijmoment doet zich ongeveer voor op de tweede dag (52u) na nieuwe of volle maan.

28
Q

Getijdenleer
Definities:
Springtijmoment

A

Is het ogenblik waarop wij ons ongeveer 52 uren na nieuwe of volle maan bevinden.

29
Q

Getijdenleer
Definities:
Springtijperiode

A

is de periode gelegen tussen ongeveer de tweede en vijfde dag na nieuwe en volle maan. Als je de getijtafels er op naslaat dan zal je vaststellen dat in de springtijperiode het hoogste hoogwater niet altijd voorkomt op het springtijmoment, maar soms plaatsgrijpt op de volgende dag(en)

30
Q

Getijdenleer
Definities:
Doodtij

A

Is het getij met het kleinste verschil tussen laag- en hoogwater. Het water trekt het minst ver af en komt het minst hoog op. Doodtij doet zich ongeveer voor op de tweede dag na de kwartierstanden van de maan.

31
Q

Getijdenleer
Definities:
Doodtijmoment

A

Het ogenblik waarop wij ons ongeveer 52 uren na kwartierstanden van de maan bevinden.

32
Q

Getijdenleer
Definities:
Doodtijperiode

A

Is de periode gelegen tussen ongeveer de tweede en vijfde dag na kwartierstanden van de maan. Als je de getijtafels er op naslaat dan zal je vaststellen dat in de doodtijperiode het laagste hoogwater en hoogste laagwater niet altijd voorkomt op het doodtijmoment, maar soms plaatsgrijpt op de volgende dag(en).

33
Q

Getijdenleer
Definities:
TAW

A

Tweede Algemene Waterpassing:

Het referentievlak waartegen hoogtemetingen in België worden uitgedrukt. (In Ukkel)

34
Q

Getijdenleer
Definities:
NAP

A

Normaal Amsterdams Peil

Het referentievlak waartegen hoogtemetingen in Nederland worden uitgedrukt.

35
Q

Getijdenleer
Definities:
GLLWS

A

Gemiddeld Laag-LaagWaterSpring
Het is het meerjaarlijks gemiddelde van het laagste laagwater bij springtij. Dit referentievlak wordt ook het H-vlak genoemd.
Het is een plaatselijk referentievlak en is klimmend in noordoostelijke richting.
H - vlak Nieuwpoort 51 cm onder TAW
H - vlak Oostende 39 cm onder TAW
H – vlak Zeebrugge 19 cm onder TAW
De reden voor deze verschillen ligt aan de verschillende afstand t.o.v. het amfidroom punt.
Hoe verder van dit punt verwijdert hoe groter de getijverschillen.

36
Q

Getijdenleer
Definities:
LAT

A

Lowest Astronomical Tide
Is de laagst mogelijke waterstand die door elke combinatie van astronomische oorzaken kan voorspeld worden voor een gegeven locatie en bij gemiddelde astronomische oorzaken.
Als gevolg van internationale afspraken zal LAT geleidelijk worden ingevoerd als reductievlak voor de opmaak van zeekaarten.
De verschillen tussen LAT en GLLWS variëren tussen de 1 à 2 dm.

37
Q

Getijdenleer
Definities:
Siderische maansmaand

A

Is de tijd die de maan nodig heeft om een volledige omwenteling rond de aarde te maken. Deze omlooptijd bedraagt 27,32 dagen.

38
Q

Getijdenleer
Definities:
Synodische maansmaand

A

Is de relatieve omlooptijd van de maan rond de aarde gezien t.o.v. de zon. Deze omlooptijd bedraagt 29,53 dagen.

39
Q

Getijdenleer
Definities:
Welke omloopstijd is voor ons de belangrijkste?

A

De synodische omloopstijd. Dit is ook de tijd die nodig is om van volle maan terug te keren naar volle maan.
Voor berekeningen zie p10 in de cursus.

40
Q

Getijdenleer
Definities:
Naar wat kijken we bij de siderische omloopstijd?

A

Bij de siderische omloopstijd bekijken we de omloopstijd t.o.v. het sterrenlicht.

41
Q

Getijdenleer
Definities:
Naar wat kijken we bij de synodische maansmaand?

A

Bij de synodische maansmaand bekijken we de omloopstijd t.o.v. de zon.