HOOFDSTUK 3 FISCALITEIT 1 tot 2 Flashcards

1
Q

wat zijn belastingen?

A

Ze worden geheven door de overheid aan inwoners van een land/gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie is de overheid?

A

–>Het volk wordt vertegenwoordigd door Volksvertegenwoordigers die in het parlement zetelen. Het parlement bestaat uit 2 delen;
-de kamer
-de senaat.
Het federale niveau is het nationale niveau, hier worden wetten gestemd en uitgevoerd die voor alle Belgen geldt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke 3 gemeenschappen zijn er

A
  • Franse gemeenschap
  • Vlaamse gemeenschap
  • Duitstalig gemeenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de taken van de overheid?

A
  • Het aanbieden van collectieve goederen en diensten
  • Het herverdelen van de inkomens
  • Bijsturen van het economisch proces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  • leg dit uit: Het aanbieden van collectieve goederen en diensten?
A

Dit zijn goederen en diensten die gratis of tegen betaling van een niet-dekkende prijs aangeboden worden aan een volledige bevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de 2 manieren van herverdelen van de inkomens?

A

Horizontale herverdeling: dit gebeurd via de RSZ:
→ De economische sterke, betaalt de bijdrage die verdeeld wordt aan de economische zwakkere.

Verticale herverdeling: dit gebeurd door de progressieve personenbelasting
→ hoe hoger je inkomen, hoe meer belastingen die je gaat betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

leg bijsturen van het economisch proces uit?

A

België heeft een gemengde economie → De basis is het vrije marktmechanisme → Als dit fout loopt dan grijpt de overheid in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een begroting?

A

Een begroting is een document jaarlijks opgesteld door ieder overheidsniveau met daarin de verwachte ontvangsten en uitgaven over 1 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

2 mogelijkheden van begrotingsevenwicht?

A

begrotingsoverschot: inkomsten > uitgaven
begrotingstekort: uitgaven > inkomsten = overheid moet gaan lenen en de anderen leningen terugbetalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het doel van begrotingsevenwicht?

A

Het doel is te streven naar een begrotingsevenwicht: INKOMSTEN = UITGAVEN
→ Geen bijkomende leningen nodig
→ Staatsschuld is stabiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

staatschuld betekenis?

A

staatsschuld: zijn de totale schulden / openstaande leningen dat de overheid nog moet betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de belangrijkste ontvangsten van de federale overheid?

A

→ Er is momenteel en sinds enkele jaren al een begrotingstekort. (Uitgaven > inkomsten)
→ 86% van de inkomsten zijn belastingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de belangrijkste uitgaven van de federale overheid?

A

De belangrijkste uitgaven zijn:
de sociale uitkeringen
verloning van overheidspersoneel
het terugbetalen van de leningen (rentelasten en kapitaaluitgave)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke 2 soorten belastingen zijn er?

A

directe en indirecte belastingen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

directe belastingen leg uit?

A

wordt rechtstreeks betaald aan de overheid
zijn belastingen op het inkomen en vermogen → heeft een continu karakter
bv: personenbelasting of inkomstenbelasting - vennootschapsbelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

indirecte belastingen leg uit?

A

wordt meestal betaald aan een tussenpersoon die het doorstort aan de overheid
belasting op belastbare feiten: registratierechten, successierechten, schenkingsrechten,…
belasting op belastbare transacties:btw, accijnzen (tabak, alcohol)

17
Q

welke belastingen komen in federale belastingen?

A

personenbelasting, vennootschapsbelasting

18
Q

welke belastingen komen in regionale belastingen?

A

registratierechten, erfbelasting, onroerende voorheffing
(onroerende voorheffing→ jaarlijkse belasting voor eigenaren van onroerende goederen)

19
Q

welke belastingen komen in de belastingen van de lagere overheden?

A

belastingen op ambulante handel op kermis en kermisgastronomie, belasting op de huis-aan-huis verspreiding van reclamedrukwerk, belasting op parkeren