Hoofdstuk 3 A1 Flashcards
1
Q
Aandacht trekken
A
Attract attention
2
Q
Boeman
A
Bogeyman
3
Q
Gevierd
A
Celebrated
4
Q
Samenzwering
A
Conspiracy
5
Q
Discussiëren over
A
Dispute
6
Q
Verzonnen
A
Fictional
7
Q
Griezelig
A
Grisly
8
Q
Als een icoon
A
Iconic
9
Q
Beeld
A
Image
10
Q
Belager
A
Lurken
11
Q
Verminken
A
Mutilate
12
Q
Berucht
A
Notorious
13
Q
Geobsedeerd
A
Obsessed
14
Q
Verpersoonlijken
A
Personify
15
Q
Zelden
A
Rarely