Hoofdstuk 3 Flashcards
1
Q
Correspondentievrienden
A
Pen pals
2
Q
Voor
A
In front of
3
Q
Aardrijkskunde
A
Geography
4
Q
Meester/leraar, juffrouw/lerares
A
Master, mistress
5
Q
Gewoonlijk
A
Usually
6
Q
Ziek
A
I’ll
7
Q
Helaas, jammer genoeg
A
I’m afraid
8
Q
Leren, onderwijzen
A
To teach
9
Q
Stilzitten
A
To sit still
10
Q
Rustig zijn
A
To be quiet
11
Q
Naar je schoolraden
A
To your desk
12
Q
Alsof
A
As if
13
Q
Helemaal niet leuk
A
Not funny at all
14
Q
Rechts
A
To the right
15
Q
Tweelingzusje
A
Twin sister
16
Q
Wat raar, wat grappig
A
How funny
17
Q
Ook
A
Also