Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Wat is een gesloten landbouwsamenleving?

A

Een dorp waarin de mensen alles wat ze nodig hebben zelf moeten maken en hun eten zelf moeten kweken. Er is geen handel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een landbouwnederzetting?

A

Een dorp waar veel boerderijen zijn. Daar wonen boeren in een gesloten landbouwsamenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is akkerbouw?

A

Landbouwgrond waar de boer graan en groenten kweekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is veeteelt?

A

De boer kweekt dieren om ze te gebruiken voor voedsel, als trekkracht en voor andere doeleinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is huisnijverheid?

A

De boer maakt in zijn ‘vrije tijd’ dingen die de mensen nodig hebben, met de hand in zijn eigen huis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is grondspoor?

A

De archeoloog graaft diep in de grond en ziet een soort ‘tekening’, die aangeeft waar honderden jaren geleden muren van een huis stonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is reconstructie in de archeologie?

A

De archeoloog probeert het huis dat daar honderden jaren geleden gestaan heeft terug op te bouwen, rekening houdend met het grondspoor, de materialen en technieken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een archeoloog?

A

Een wetenschapper die voorwerpen bestudeert van honderden of duizenden jaren oud. Hij probeert op basis daarvan te vertellen wat er honderden of duizenden jaren geleden gebeurd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is elite?

A

Een kleine groep mensen in de samenleving die ‘boven’ de gewone mensen staan, omdat ze heel rijk zijn, of omdat ze gestudeerd hebben, of omdat ze dingen mogen die iemand anders niet mag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is ongelijkheid?

A

Er is een verschil tussen 2 groepen mensen in 1 samenleving op sociaal en economisch vlak. De grote groep gewone boeren is arm en moet werken voor de elite, terwijl de kleine groep elite rijk is en profiteert van het werk van de boeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een basisproduct?

A

Dit product heb je nodig om in leven te blijven en om te kunnen wonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een luxeproduct?

A

Dit product heb je niet nodig, je hebt het om ermee te pronken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is lokale handel?

A

De producten komen uit je dorp of stad, bijvoorbeeld uit Gent. Je ruilt ze voor andere producten van ongeveer dezelfde waarde. Je betaalt niet met geld. Het zijn basisproducten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is regionale handel?

A

De producten komen uit de regio rond je dorp/stad/land, bijvoorbeeld uit het noorden van Frankrijk of uit Nederland. Je ruilt of koopt/verkoopt ze voor een ander product van ongeveer dezelfde waarde. Je ruilt of je betaalt met geld. Het kunnen basisproducten en luxeproducten zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is lange afstandshandel?

A

De producten komen van duizenden kilometers ver, bijvoorbeeld uit het Byzantijnse rijk of uit China. Je betaalt met geld. Het zijn luxeproducten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn landbouwoverschotten?

A

De boeren kunnen meer eten kweken en huisnijverheid doen dan dat ze zelf nodig hebben. Ze hebben dus overschotten die ze kunnen verkopen op de markt. Zo ontstaat er handel.

17
Q

Wie zijn de Noormannen?

A

Volkeren die in het Noorden van Europa leefden. In de 9 en 10 eeuw kwamen ze met hun boten naar de streek waar wij nu wonen. Ze kwamen om te roven en te plunderen, maar ook om handel te drijven.

18
Q

Wat zijn tijdgenoten?

A

Mensen die leefden in dezelfde tijd als de Noormannen, in de 9 en 10° eeuw.

19
Q

Wat is perspectief?

A

Het standpunt van waaruit je het bekijkt.

20
Q

Wie zijn monniken?

A

Mensen die in een klooster wonen. Zij waren vaak slachtoffer van een aanval van de Noormannen.

21
Q

Wat is een bondgenoot?

A

Iemand waarmee je wil samenwerken.