Hoofdstuk 3 Flashcards
Drie uitgangspunten voor atoommodel van Dalton
- Moleculen zijn opgebouwd uit atomen
- Atomen zijn niet te vernietigen
- Alle atomen van een niet-ontleedbare stof zijn aan elkaar gelijk
Andere woorden voor elementen
- Atoomsoort
- Niet-ontleedbare stoffen
symbool element
- Bestaat uit 1/2 letters
- Eerste letter altijd hoofdletter
- Tweede letter altijd kleine letter
aluminium
barium
calcium
chroom
goud
Al
Ba
Ca
Cr
Au
Kalium
Koper
Kwik
Lithium
Lood
K
Cu
Hg
Li
Pb
Magnesium
Mangaan
Natrium
Nikkel
Platina
Mg
Mn
Na
Ni
Pt
Tin
Titaan
Ijzer
Zilver
Zink
Sn
Ti
Fe
Ag
Zn
Argon
Broom
Chloor
Fluor
Fosfor
Ar
Br
Cl
F
P
Helium
Jood
Koolstof
Neon
Silicium
He
I
C
Ne
Si
Stikstof
Waterstof
Zuurstof
Zwavel
N
H
O
S
Uit welke ordeningsprincipes bestaat het perodiek systeem
- Perioden –> rijen
- Groepen –> kolommen
Metalen
- Links in periodiek systeem
- Geleiden stroom en warmte
- Vast bij kamertemperatuur (behalve kwik)
- Metalen van groep 1 –> alkalimetalen
Metalen van groep 2 –> aardalkalimetalen - Edele metalen reageren nauwelijks met andere stoffen
niet-metalen
- Rechterkant in periodiek systeem
- Geen gemeenschappelijke eigenschappen
- In groep 17 halogenen
- In groep 18 edelgassen
halogenen
- zijn erg reactief
- groep 17
edelgassen
- reageren niet met andere gassen
- groep 18
niet-ontleedbare stoffen
volgens het atoommodel van Dalton
- volgens het atoommodel opgebouwd uit atomen van één atoomsoort
- Je geeft deze stoffen weer met hun symbool (achter symbool tussen haakjes fase van stof)
- Deze notatie noem je de formule
Ontleedbare stoffen
ontleedbare stoffen zijn opgebouwd uit twee of meer atoomsoorten.
(H20, NH3)
formules van de 7 niet-ontleedbare niet-metalen die atoombindingen hebben
- waterstof H2
- stikstof N2
- zuurstof O2
- fluor F2
- chloor Cl2
- broom Br2
- jood I2
structuurformule
je geeft elk atoom weer met zijn symbool. Je tekent met een streppje atoombindingen tussen de atomen
wanneer is een stof een metaal
stroomgeleider
- als de stroom geleidt in vaste en in gesmolten toestand
- aanwezige atoomsoort: metaal
- Metalen zijn opgebouwd uit atomen, in een vast metaal zijn de atomen in regelmatig patroon gerangschikt. Elke elektronen van elk metaalatoom kunnen vrij makkelijk uit het atoom overstappen naar een volgend atoom. De stroomgeleiding is te verklaren door deze verplaatsing van atomen. In gesmolten metaal ook verplaatsing elektronen.
kenmerken van een zout
stroomgeleiding
- zouten geleiden geen stroom in vaste toestand, maar wel in gesmolten toetstand
- zouten zijn bij kamertemperatuur vast
- aanwezige atoomsoort: metaal & niet -metaal
- zouten zijn opgebouwd uit geladen deeltjes namelijk de pos en neg ionen. In een vast zout zijn de pos en neg ionen om en om in een regelmatig patroon gerangschikt. De ionen kunnen zich niet verplaatsen. Dat betekent dat een vast zout geen stroom kan geleiden. Gesmolten en opgeloste zouten kunnen de stroom wel geleiden (vrij bewegen)
moleculaire stof
stroomgeleiding
- geleidt geen stroom
- aanwezige atoomsoort: niet-metaal
- opgebouwd uit moleculen
- bij een moleculaire stof kunnen de elektronen niet uit de atomen ontsnappen. Een moleculaire stof kan daarom nooit stroom geleiden
Griekse telwoorden
- mono
- di
- tri
- tetra
- penta
- hexa
atoommodel van Rutherford
Volgens het atoommodel van Rutherford is een atoom opgebouwd uit een
- Kern –> die bestaat uit deeltjes die een positieve lading hebben, protonen en deeltjes die ongeladen zijn, neutronen.
- Een wolk met negatief geladen elektronen
atoomnummer
je geeft het aantal protonen en elektronen (een atoom is ongeladen. Het aantal protonen in de kern is daarom gelijk aan het aantal elektronen in de elektronenwolk)
aan met het atoomnummer
periodiek systeem
massagetal
de massa van een atoom geef je aan met het massagetal.
Het massagetal is het aantal protonen (atoomnummer) plus het aantal neutronen
isotopen
isotopen hebben hetzelfde aantal protonen maar een ander aantal neutronen in de kern
ionen
Ionen zijn geladen deeltjes gevormd door het verlies of de winst van elektronen.
Cu p: 29 e: 29
Cu2+ p: 29 e: 27
Br p: 35 e: 35
Br- p: 35 e: 36
Cijfertje achter formule is de ionlading
ontleding
Een reactie met één beginstof en meerdere reactieproducten
vormingsreactie
is omgekeerde van ontleding
- heeft meerdere beginstoffen en maar één reactieproduct
synthese
bij een synthese ontstaat niet alleen het beoogde reactieproduct, maar ook een of meer bijproducten
oxidatie
een reactie met zuurstof
wat is er altijd bij verbranding
zuurstof als een van de beginstoffen