Hoofdstuk 2 Flashcards
vanderwaalskracht
de aantrekkingskracht tussen de moleculen
faseovergangen
overgangen tussen de vaste fase, vloeibare fase en gasfase
vaste stof op microniveau
De moleculen
- Dicht bij elkaar
- Ze trekken elkaar sterk aan
- Ze blijven vast op hun plaats
- Ze trillen op hun plaats –> dus ze bewegen wel gwn
vloeistof op microniveau
De moleculen
- Geen vaste plek
- Bewegen vrij langs elkaar
- Tussen vloeistofmoleculen is wat meer ruimte dan tussen de moleculen van een vaste stof
gas op microniveau
De moleculen
- Bewegen met grote snelheid kriskras door elkaar
- Bevinden zich op grote afstand van elkaar
- Tussen de moleculen is niks
- Gasmoleculen botsen vak tegen de wand van het vat. Daardoor oefent een gas druk uit
absolute nulpunt
Het punt wanneer de tempratuur een punt bereikt dat alle moleculen stilstaan : -273 °C of 0 K
Kelvin
In de temperatuurschaal van Kelvin komen geen negatieve temperaturen voor. Een temperatuur van 0 K is gelijk aan een temp van -273 °C
T(k) = T(°C) + 273
endotherm
bij de faseovergang is energie nodig –> energie effect
- Smelten
- Koken
- Sublimeren
exotherm
bij de faseovergang komt energie vrij –> energie effect
-Condenseren
-Stollen
-Rijpen
chemische reactie
een gebeurtenis waarbij een stof verdwijnt en een andere stof ontstaat. Bij een reactie verdwijnen de beginstoffen
reactieproducten
als de beginstoffen met elkaar reageren onstaan er andere stoffen –> reachtieproducten
De stofeigenschappen van de reactieproducten zijn anders dan de stofeigenschappen van de beginstoffen.
waarom is een faseovergang geen reactie?
Deze verandering is echter tijdelijk. De stofeigenschappen van een stof veranderen niet. De moleculen van de stof namelijk hetzelfde
reactieschema
een reacte geef je weer in een reactieschema
hoe maak je een reactieschema
- Noteer de beginstoffen
- De pijl naar rechts geeft de verandering aan.
- Na de pijl volgen de namen van de reachtieproducten
Achter de naam van elke stof schrijf je tussen haakjes de fase aarin de stof zich bevindt
(s) –> vaste stof
(l) –> vloeistof
(g) –> gas
Voorbeeld:
magnesium(s) + zuurstof(g) –> magnesiumoxide(s)
Wat heeft een reactie net als een faseovergang?
een energie-effect
(aq)
‘aqueous’
Bij het het oplossen of indampen neem je het oplosmiddel water niet op in het reactieschema. Als een stof is opgelost in water –> (aq)
drie soorten ontleding
-Thermolyse
-Elektrolyse
-Fotolyse
ontledingsreactie
Een reactie waarbij uit 1 stof twee of meer reactieproducten ontstaan
warmtepomp
Steeds meer huizen gebruiken een
warmtepomp
voor de verwarming. Daarbij wordt warmte uit de buitenlucht of uit de bodem gehaald om het water in de centrale verwarming te verwarmen.
Het warmtepompsysteem bevat een vloeistof die bij een lage temperatuur kookt. De buitenlucht levert al voldoende warmte om de moleculen van deze vloeistof in de gasfase te brengen
(1). De damp wordt vervolgens door een pomp samengeperst en condenseert
(2). Hierbij komt warmte vrij. De afgestane warmte wordt opgenomen door het water in de ketel van de centrale verwarming
(3).Daarna wordt in het warmtepompsysteem de druk weer verlaagd
(4). De vloeistof gaat dan weer verdampen met behulp van de warmte uit de buitenlucht.
thermolyse
Een ontledingsreactie onder toevoer van warmte
elektrolyse
Een ontleding onder toevoer van elektische stroom
fotolyse
ontleding door licht
wat zijn onledingsreacties altijd?
Endotherm. Er is altijd toevoer van energie nodig. De toegevoegde warmte, elektriciteit of licht wordt omgezet in chemische reactie
vormingsreactie
het omgekeerde van een ontledingsreactie. Uit twee of meer niet-ontleedbare stoffen wordt 1 ontleedbare stof gevormd
waterstof(g) + stikstof(g) –> ammoniak(g)